Door: Lieke van den Krommenacker, cultuurjournalist en verhalenverteller
Ik mag mezelf graag voorliegen met het idee dat ik de Nederlandse ontdekker ben van de Amerikaanse schijfster Catherine Lacey. Bijna acht jaar geleden kocht ik haar debuut Niemand is ooit verloren in een pop-up boekhandel in de bossen van Vlieland, tijdens een festival. Ik werd aangetrokken door het omslag waarop het gezicht van een vrouw langzaam maar zeker steeds verder onder water verdwijnt. Achteraf mag ik ook graag geloven dat ik niet het boek vond, maar dat het mij vond, precies op het moment dat ik erom verlegen zat.
In de roman boekt Elyria, een jonge vrouw uit New York, op een dag spontaan een enkele reis naar Nieuw-Zeeland. Ze vertelt niemand dat of waarom ze vertrekt, ook haar echtgenoot niet. Sterker nog, ze weet het zelf niet, het waarom van deze radeloze poging te verdwijnen uit (of in?) een leven waarin ze zich hopeloos verdwaald voelt. Enkele weken na het moment dat wij elkaar ontmoetten, Elyria en ik, vertrok ik voor drie maanden naar Nieuw-Zeeland, het land waarnaar ik al jaren omgekeerde heimwee had, zonder dat ik er ooit was geweest.
Anders dan Elyria durfde ik niet te boeken voor ik mijn moeder had geconsulteerd en wist iedereen die dat wilde zo’n beetje constant waar ik was – of in elk geval de Facebookversie van waar ik was. Hoewel mijn ervaring in bijna alles verschilde van de semi-psychotische staat waarin Elyria zich al liftend door een desolaat landschap beweegt, was ik meer dan vatbaar voor de romantiek van het uit je eigen bestaan te willen verdwijnen – al is het maar voor de duur van een boek – om voor even in de illusie van een ander, niet-geleefd en mogelijk beter leven te stappen.
Zo bleven boek en schepper onderhuids met me meereizen, tot het volgende boek me vond, op het vliegveld van Auckland. Het was het einde van mijn reis, ik moest weer naar huis. Dit keer had ik niet alleen aan de werkelijkheid getoetste omgekeerde heimwee, maar ook zeewee en liefdeswee en al mijn boeken uit. En daar wenkte me, in de helverlichte schappen van de Relay, de young adult-roman Words in deep blue van Cath Crowley, een jeugdliteratuurschrijfster uit Australië.
En dit keer was het niet zozeer het omslag dat me aantrok, maar de tekst op de achterflap: This is a love story. It’s the story of Howling Books, where readers write letters to strangers, to lovers, to poets. It’s the story of Henry Jones and Rachel Sweetie. They were best friends once, before Rachel moved to the sea. Now, she’s back, working at the bookstore, grieving for her brother Cal. She’s looking for the future in the books people love, and the works they leave behind. Witregel, witregel. En, daaronder, in kleine letters:
Sometimes you need the poets.
Poëzie, de zee, een tweedehands boekwinkel en personages die elkaar brieven schrijven (en deze achterlaten in hun favoriete boeken. In een speciaal hiervoor ingerichte letter library. In de boekwinkel!); het was alles wat mijn gebroken hart nodig had, zo geloofde ik. En boy, I was right. Klinkt sentimenteel? Misschien. En toch was de reikwijdte van dit boek onverwacht groot: goed en waarachtig geschreven, geestig en vol emotionele diepgang (lees: hartveroverend sip). Kom er maar eens om, zeker in dit genre. (En waarom is er hier nog geen boekhandel met een letter library?)
Nu we het toch over genres hebben, breek ik ook graag een lans voor een ander, wat mij betreft ondergewaardeerd genre: korte verhalen. Het brengt me terug bij Catherine Lacey, van wie het me een raadsel is dat ze in Nederland door niemand meer wordt uitgegeven. In de jaren tussen haar debuut en haar meest recente (en in de Angelsaksische wereld bepaald niet onopgemerkt gebleven) roman Biography of X, verscheen (onder meer) Certain American States (2018). Deze bundel kwam natuurlijk op mijn pad omdat Lacey, nu ik haar en zij mij had gevonden, niet meer wegging.
Net als haar romans zijn deze verhalen intelligent, eigenaardig, uncanny en zitten ze vol eenzame personages die zich, al zoekende naar de in- of uitgang van hun leven, soms begeven op het randje van de waanzin. Desondanks zijn het verhalen die me niet vervreemden van de wereld, maar me er op een wonderlijke manier meer in doen thuiskomen.
Iets soortgelijks gebeurde met Vuurtorenberichten (2021) van de Mexicaanse Jazmina Barrera, een liefdevol, melancholisch essay over haar fascinatie voor vuurtorens en verzamelingen – en zo veel meer dan dat. Sinds ik in mijn vroege jeugd een spreekbeurt hield over de Brandaris, reis ik maar zelden aan vuurtorens voorbij. Sterker, ik stem mijn bestemmingen erop af.
‘Misschien is het wel zo dat ik van vuurtorens houd omdat ik vaak de weg kwijt ben,’ schrijft Barrera. Deze mismoedige bakens, toevluchtsoord voor schaduwlopers, totaal overgeleverd aan de elementen en met een licht dat zo wetmatig schijnt om de boel niet op de klippen te laten lopen: er schuilt een symboliek in die me ten diepste beroert. Het mag weinig verbazing wekken dat mijn geliefde deze bundel voor me opdiste in een boekhandel op Terschelling. Dus, mocht je je nog eens verdwaald weten in de wereld en de boeken: zoek niet te hard, maar laat je vinden. En let heimwee lead the way.
Bestseller? Nietes! Over avontuurlijk lezen.
De boekenwereld is besmet met de bestselleritis. Het is makkelijk om je boeken online te kopen, maar een groot nadeel is dat je niet meer de toevallige tip of vondst van de boekhandelaar krijgt. Algoritmes toveren vooral de bestsellers op je beeldscherm. Trouwens, de hele boekenwereld wordt steeds commerciëler waardoor het boekenaanbod steeds minder divers en gedurfd is. Jammer, want het is juist zo leuk om een nieuwe schrijver te ontdekken. Met deze rubriek hopen we de meer avontuurlijke tips boven water te krijgen. Elke aflevering vertelt iemand over een boek dat indruk op hem maakte. Dit mag elk boek zijn, zolang het maar niet in de bestseller top 60 staat.