Er gaat niets boven Groningen, dat is bekend. Toch zijn er nogal wat schrijvers die in Groningen hebben gestudeerd of er zelfs geboren en getogen zijn en die stad en provincie hebben verruild voor Amsterdam. ‘Woaromdatten?’ is de vraag die centraal staat in deze nieuwe serie korte interviews.
Boetn Grunneger van dienst Tsead Bruinja is eigenlijk of ook een ‘Fries om utens’. Bruinja is geboren en getogen in Rinsumageest, Noord-Friesland en ging in Leeuwarden en Buitenpost naar de middelbare school. In misschien wel de belangrijkste fase van zijn leven, van zijn 19e tot zijn 28e, woonde hij in Groningen. Wat hem betreft is er geen animositeit tussen Friezen en Groningers, maar juist verbinding als noordeling. We treffen elkaar in hartje Amsterdam in het naar verluidt oudste café aldaar van uitbater Johannes uit Eenrum, Groningen.
Is je schrijfcarrière in het noorden geboren?
Eén van de vele redenen waarom Bruinja de stad in zijn hart heeft gesloten ligt precies in dit feit: dat zijn ‘officiële’ schrijfcarrière in Groningen is geboren. Natuurlijk waren er daaraan voorafgaand de nodige opmaten, zoals die allereerste in het bubbelbad in de Huttenheugte in Dalen als de brugger Bruinja door de muze wordt bezocht en een eerste zelfbedachte liedtekst maakt. Tijdens zijn onderbouwjaren op de middelbare school in Leeuwarden begint hij met het schrijven van meer (lied)teksten en poëzie. Dat doet hij in het Engels wat voor hem een vanzelfsprekendheid is, omdat het Nederlands niet zijn moedertaal is en Fries een thuistaal. In 1994 komt Bruinja naar Groningen voor de studie Engels aan de RUG. Al snel en vooral is hij meer met poëzie en het podium bezig dan met die studie. In 1997 geeft hij een eerste poëziebundel uit in eigen beheer. Hij is in de jaren ’90 betrokken bij het literaire festival Winterschrift en staat met de organisatie van dichtersoptredens in de Prinsentuin aan de basis van het inmiddels gevestigde Noordwoordfestival Dichters in de Prinsentuin. Vanaf 1999 publiceert hij Friese poëzie in het Fryske literaire tijdschrift Hjir en in 2002 verschijnt zijn Friese poëziedebuut De wizers yn it read’. Een jaar later, in 2003, debuteert hij met de Nederlandstalige poëziebundel Dat het zo hoorde, uitgegeven door uitgeverij Contact.
Ben je vanwege je schrijfcarrière van Groningen naar Amsterdam getogen?
Ja, het werd wat Bruinja betreft in de fase van zijn officiële Nederlandse poëziedebuut tijd om naar Amsterdam te gaan. Misschien wel in de eerste plaats vanwege de experimentele dichters daar met wie hij zich verwant voelt en bij wie hij aansluiting zoekt, maar zeker ook omdat er op dat moment voor hem en zijn werk in Amsterdam veel meer mogelijkheden zijn om contacten te leggen, op te treden en op te vallen. Dat laatste gebeurt dan ook. Na een nominatie in 2009 wordt Bruinja in 2019 als eerste Friese dichter ooit benoemd tot Dichter des Vaderlands! Amsterdam en het Amsterdamse zijn natuurlijk niet zaligmakend. Binnenkort vertrekt Bruinja weer uit de hoofdstad.
Is de verandering van woonomgeving inhoudelijk in je werk terug te zien?
Bruinja’s verhuizing naar Amsterdam heeft wel degelijk invloed gehad op zijn werk, bijvoorbeeld door de stimulans die uitging van verwantschap met experimentele vakbroeders daar. Daar staat tegenover dat het ‘postmoderne’ altijd al een eigenschap van zijn poëzie is geweest. Bruinja vindt daarnaast dat zijn werk in toon niet veranderd is en typisch ‘noordelijk’ is gebleven (daar duiding aan geven is ingewikkeld zonder in stereotypen als ‘rauw’ te vervallen, dus dat doet hij niet). Het kan niet anders dan dat de stem van het noorden in zijn werk te horen was, is en blijft, stelt hij. Bruinja’s dromen spelen zich nog regelmatig in Groningen af en hij komt graag en regelmatig in de stad. De Groninger antiquariaten is hij veel dank verschuldigd. De stapels poëziebundels die hij daar in zijn beginjaren in Groningen kocht, hebben bijgedragen aan het fundament van zijn eigen scheppend werk.
Door: Joke Aartsen