Mamamini
Klein geluk op woensdagochtend, vaasje, koffiemok, pennenhouder
boek dat ik twijfelend in handen nam, mandje in, mandje uit, toch voor een ander.
Groter: kasten die precies tussen schoorsteenmantel en de hoek
gezet de kamer groter doen lijken, onder de arm mee op de fiets:
de lamp waar je het koord van verving, de lijst waar je favoriete poster in ging, de jurk voor
dat feest dat je nooit meer vergeet, en dat voor iedereen.
Geur: geliefd, want vertrouwd. De gezichten achter de kassa worden bekenden.
Lieve mensen, soms kortaf. Een snel praatje of een lange dag.
Horen ‘wat een mooie’, knikken, dankbaar, vrijwilligerswerk
is kraal na kraal aan de ketting rijgen die de stad zo siert.
Het goede betaalbaar laten, het oude nieuw maken.
Ik vond een rotan troon, ik vond er vrienden. Ik vond er
ook wat ik nog niet begreep: een blauw-met-gele
suikerbus van zeker honderd jaar geleden
die ik herkende uit de keukenla – koffie, suiker, thee
drie bussen die mijn moeder kreeg toen haar oma was overleden.
Ik nam de suikerbus voor haar mee en pas
toen ze hem uitpakte op haar verjaardag wist ik ineens
dat de bus de bus niet was, hij mocht in de la maar niet naast
de andere bussen, drie bussen waren familie
de vierde andermans verleden.
Esmé van den Boom