Jorrit-Pieter van der Heide schreef een literair sfeerverslag over het literatuurfestival Het Grote Gebeuren dat 11 februari 2023 plaatsvond. Met zijn woorden wordt het festival ook als je er niet bij was een bijzondere belevenis.
Als je jarenlang steevast roept een schrijver te zijn, dan moet je ook een sfeerverslag kunnen schrijven. Dat vond ik, toen ik bedacht dat ik graag naar het Grote Gebeuren wilde, maar nog geen kaartje had en mij dus vrijwillig aanbood een sfeerverslag te schrijven in ruil voor een plek op de gastenlijst.
Na de nodige voorbereiding en met een notitieblokje (zonder pen) op zak sta ik all of a sudden op één van de vele roltrappen de avond binnen in een ruimte die oneindig lijkt. Het is een fijne roltrap in een fijne ruimte die mooi is en relaxt aanvoelt. De avond is gemak.
Het is een soort ruimteschip waar alles wat je wil weten voorhanden is; je moet het alleen zelf vinden en pakken. Zoeken hoeft niet, er is voorbereiding getroffen door mensen die hun ziel en zaligheid hebben gegeven om de bezoekers te ontzien van deze zware taak.
Er zijn veel roltrappen hier -vind ik- en om het geheel van positieve context te voorzien, bedenk ik niet dat roltrappen bestaan omdat mensen lui zijn, maar omdat de ruimte anders niet volledig wordt benut. Dit is een vorm van rendementsdenken dat mij ergens angst inboezemt, maar ik neem hier genoegen mee; al is het alleen maar omdat ik prioriteiten stellen soms niet nodig maar slechts als een hobby zie.
Ik zie mensen lachen, blij zijn, moeilijk doen met of zonder frons. Mensen die paniekerig zijn of zich juist sereen weten te plooien tussen de verschillende verdiepingen. Mensen die van wanten weten of juist op zoek zijn. Mensen die gehoord willen worden of mensen die juist liever luisteren. Ik zie mensen van verschillend allooi en één ding is zeker: ik zie een grote groep individuen die gezamenlijk lijkt op een kudde mensen die op zoek is naar hetzelfde verhaal maar met andere inhouden.
De sfeer is vast prima, dat geloof ik heus, maar ik beleef inmiddels mijn derde paniekaanval. In principe schrik ik daar niet van, en dat is handig want vandaag zit ik namelijk in een aflevering die lijkt op een aflevering van ‘Man bijt hond’ en verderop hoor ik mensen roepen dat ik haast moet maken met sfeer proeven en inderdaad, zolang ik mij blijf bewegen proeft alles best prima.
Terwijl ik te midden van deze absurd grote ruimte stil op een stijgende lijn sta, zie ik mensen afdalend en dwalend hetzelfde doen. Ze zwaaien in het voorbijgaan -niet robotesk- en ik doe net alsof ik hen ken. Dat gaat makkelijk hier, we delen immers allemaal een fascinatie voor een slinkend geheel dat boekdelen spreekt. Iedereen daarin geheel in eigen stijl, maar alles en iedereen binnen dit geheel komt overeen met wat er te vinden is in deze ruimte. Het is niet gek dat ik in de tussentijd meer veranderd ben dan wat er plaatsvindt. Iedereen staat immers aan de kant waar de risico’s genomen worden. Ik tril als mijn evenbeeld het water raakt.
De onenigheid speelde zich, volgens de vrouw die ons literair leerde schelden, af tussen de wens en het verlangen. Sommige geven een lezing over soevereine staatjes in het gaswinningsgebied. Sommige zien de soevereine staatjes als klucht en zijn trots op wie ze zijn zonder elkaar. Er is een ruimte waar notenkrakers jazzmuziek uitdagen hetzelfde te doen.
Je hoort daarover te spreken met mensen die dat snappen, maar besluit een lezing te geven over hoe de dood soeverein te ontleden is. Verder vertelt iemand hoe je thematiek het beste kan uitbesteden en toch het verhaal eigen kan maken.
Iemand draagt een orgel in zijn keel en klokt geheel op eigen wijze een Gronings landschap in. Bij wijze van grap zegt hij midden in de zaal “het lichaam draagt meningen waar ze niets mee kan”. Ik bedenk dat het instituten zijn die mogen spreken op een avond als deze, maar het doet er niet toe; iedereen staat in feite op een roltrap en de hele wereld ligt aan iedereen zijn voeten. We staan los van elkaar, maar wel gezamenlijk, op de barricade in een afgesloten ruimte waar zelfs zuurstof in ademnood dreigt te komen. Zelfopoffering staat hier gelijk aan zelfverheerlijking en ook dat doet er niet toe. Wij zijn er voor elkaar en de rest is voor op de bühne. Iedereen komt aan de beurt, zij het in een andere vorm of vanuit een andere context.
Al met al vond ik het een prachtige avond waarin er veel ruimte was voor elkaar maar ook voor het individu. Er werd volop gedanst en gelachen, gepraat en gevoeld, gedronken en vast ook gebraakt.
Er werd ook gehuild, al heb ik voor zover er gehuild werd alleen mijzelf dat zien doen. Ik heb mensen gesproken die het nog steeds over de coronaperiode hadden alsof er gisteren nog een lockdown was. Maar, ook sprak ik mensen waardoor ik bijna geloofde dat er nooit een epidemie is geweest.
Iedereen die bij de avond betrokken was, deed uitstekend z’n best zijn, haar of diens rol te vervullen.
Er was thee, bier, wijn en zelfs Karnemelk. Er werd dus gedanst.
Volgens mij speelde niemand spelletjes, maar dat kan ik mis hebben.
Tot volgend jaar.
Dit verslag is onderdeel van een terugblik in woorden. Lees ook het poëtische verslag van Annegreet Bos en de beleving van Richard Nobbe. Vul de woorden vooral aan met het beeld van Henk Veenstra in zijn fotoverslag.