Richard Nobbe bezocht 11 februari 2023 Het Grote Gebeuren en kwam tot de conclusie dat alles wel goedkomt als de wereld wat meer als Het Grote Gebeuren zou zijn.
Wat een weerzien. De laatste keer dat ik op dit machte mooie festival was, waren in die magische weken voor de pandemie. Waar alles over leek te waaien alsof het een Tiktokhype was, waar we nog tot diep in de nacht met schrijvers van allerlei allooi in een bruine kroeg verbleven, een tijd die zowel eeuwig lang als twee dagen geleden voelt.
Het is indrukwekkend hoe de intieme sfeer van het festival behouden kan worden in de sci-fi Zweinstein die het Forum is. Het gebouw staat namelijk niet bepaald bekend om haar sfeervolle inrichting, met een dozijn aan roltrappen die de breedte doorkruisen als kriskrassende spijlen.
Op de vierde verdieping is de muziek al te horen, de iconische DJ Coco Coquelicot heeft een aantal vrienden uitgenodigd om de entree wat muzikaal cachet te geven. Op het moment dat de roltrap mij naar boven stuurt, staat de inmiddels legendarische cultfiguur DJ Karnemelk moeiteloos literair verantwoorde Nederlandstalige plaatjes aan elkaar te draaien. Dat de voetjes nog niet van de vloer gaan deert niet, Karnemelk rijgt de songs aan elkaar alsof het strofen in een gedicht zijn, en als kers op de taart wordt mij zelfs gevraagd om op een (1) knopje te drukken: het gevoel dat ik erbij hoor maakt zich nu al van mij meester, en dat is fijn op een festival zoals dit.
Maar een festival valt of staat met het programma, dus hoog tijd voor mij om met een Bud=biertje (Mag ik een Budtje van u, alstublieft?) een van de bioscoopzalen in te duiken. Om vervolgens streng, doch rechtvaardig voor een volle zaal geweigerd te worden, waarna ik uiteindelijk in de zeer comfortable fauteuils neer mocht strijken voor een interview met Judith Koelemeijer over de biografie die zij gepend heeft over Etty Hillesum. Gerdien Verschoor interviewt haar prettig, het gesprek loopt fijn en gaat de diepte in zonder de oppervlakte uit het oog te verliezen. Het publiek zit comfortabel, zo comfortabel dat er van het gebruikelijke gesmiespel geen sprake is. Iedereen luistert, het is muisstil, elke aanwezige lijkt geïnoculeerd tegen de Dutch Disease. Geen gemompel, geen heimlijk gesprek over hoe iemands’ woensdagavond was en geen ‘’Ik heb niet zozeer een vraag, maar wel een opmerking.’’ De prikkelarmheid en focus op Koelemeijer en Verschoor doet mijn A.S.S. meer dan goed, ondanks dat ik na de helft van het interview ertussenuit glip om op andere locaties sfeer te proeven. Ik was even vergeten dat de zalen subiet gesloten blijven tot de afloop van het programmaonderdeel, dus ik maak van de gelegenheid gebruik om op onderzoek uit te gaan.
Een van de mooiste dingen die mij opvalt is dat een kleine verdieping boven het Camera Café, het kloppend hart van het festival, meerdere mensen peinzend en blokkend over hun laptops gebogen zitten, hard studerend voor tentamens. Het is een schitterend contrast. Inspanning bestaat naast ontspanning, A bestaat naast niet-A; Aristoteles, eat your heart out. Ik verplaats me naar de verdieping onder het café, terwijl DJ Ingo the Gringo mijn roltrappengang begeleidt met de meest stanky, funky muziek die er te vinden valt, waardoor het bijna onmogelijk is om niet een klein dansfeestje te hebben op de roltrap. Beneden aangekomen voelt de boel vrijer, en losser. Waar het programma rondom de Camera op gezette tijden afloopt (en er dus op gezette tijden drommen literatuurliefhebbers de gangen uitgestormd komen, als een joelend leger dat net een poort doorbroken heeft) is het op de verdieping eronder wat meer laisses faire, het is allemaal wat speelser. Soms letterlijk, want in het geval van Maartje Terpstra’s Open Atelier: André en de Anderen, is er voor elke bezoeker gelegenheid om met stickers, stiften en vooral een boel fantasie de binnenstad van Groningen op de kop te zetten. Een glijbaan van de Westerhaven naar de Hoge der A? Moet kunnen. Het Forum op een bosrijk eiland? Waar je per kanon vanaf het Stadhuis naartoe geschoten kan worden? Wordt geregeld. Een prikkelarme binnenstad waar opdringerige reclameuitingen vervangen worden door poëzie en hendheving* weggedaan wordt ten faveure van een binnenstad waar we naar elkaar omkijken? Gaan we doen. Terpstra geeft met dit atelier de ruimte aan de bezoeker om zelf een ideaalbeeld van Stad te maken, waar het literaire er hoe dan ook wel insluipt, want zonder literatuur zou Groningen Groningen niet zijn.
Om klokslag negen uur been ik mij naar Camera 3, waar LENA teksten van onder andere Olivier van Eijk en Annegreet Bos op muziek van Bill Evans heeft gezet. Ik heb met jazz net zo’n verhouding als met gewichtige, goed-ontvangen Nederlandse dramaseries: ik wil me er wel in verdiepen, maar soms voelt het te overweldigend en heb ik het gevoel dat ik te laat ben om er nog aan te beginnen. Toch weet LENA met een muzikale en tekstuele virtuositeit dat overweldigende weg te nemen. Regels uit de teksten van Van Eijk, Bos en de band zelf worden afgewisseld met krakende pinda’s, drumsolo’s, een explosief geweldige contrabassist en de ronduit betoverende stem van Laura Drion. Het is een schitterend, bijna magisch geheel waarin de tijd even stil lijkt te staan.
Na dit optreden komen we Freek De Jonge in de lift tegen, hebben we een kort gesprek met hem (ik ga niet optreden vandaag, want optreden is demagogiek) en besluit ik de ruimte tijdens dit blok te pakken om de sfeer te proeven. Oud-stadsdichters Kasper Peters en Rense Sinkgraven zitten gemoedelijk aan een biertje, Freek de Jonge beent rond met een Albert Heijn tas en je kunt je niet omdraaien of er staat wel een literaire grootheid in je gezichtsveld. Er bestaat een cognitieve dissonantie tussen omringd zijn door zoveel talig talent, maar het toch ook heel normaal vinden dat dit gebeurt. Daarin ligt de magie van dit festival ook. Het is geen festival waar artiesten de hele avond naar een backstage verdwijnen, ze bewegen zich tussen de bezoekers, kijken net zo goed uit naar programmaonderdelen als ons, het gepeupel, en zijn net zo goed op zoek naar de naar beneden gesmokkelde bakjes borrelnootjes als ik.
Ik sluit de avond af zoals het hoort. Na nog een fenomenale belediging te hebben gekregen (om mee te nemen, ik werd niet daadwerkelijk uitgescholden) van Kurt Vonnegut, zorgvuldig voor mij geselecteerd door Elke Maasbommel, pak ik een groot deel van €r Gaat Niets Boven Groningen mee, waar literaire titanen uit onze provincie in gesprek gaan met elkaar. Het verhaal van Auke Hulst over de Slochter Vrijstaat brandt nog steeds in m’n achterhoofd en het gespreek in zijn geheel laat zien hoe essentieel Groningen, en de Groninger nuchterheid is voor het literaire landschap.
Als aller- allerlaatste staartje sleurt DJ Karnemelk mij mee naar Toverberg, een muzikant die zonder blikken of blozen André van Duin en Gerrit Achterberg moeiteloos met elkaar weet te verbinden. Zijn literaire achtergrond is duidelijk voel- en merkbaar in de teksten die hij zingt. Het is een fijn moment, even wat ontladen, wegluisteren om ons vervolgens voor een laatste biertje nog onder de drukte te bewegen. Terwijl de legendarische Coco Coquelicot herself nog achter de tafel staat en een heerlijke set draait, kijk ik nog om me heen. Ik zie een enkele schrijver schoorvoetend op de dansvloer staan, wat dichters met wijn in hun handen die druk om een tafeltje in gesprek zijn en een groep voldane festivalbezoekers die het laatste nipje van hun drankje nemen. Ik kijk om me heen, ik besef me hoe erg ik dit gemist heb en hoe mooi dingen kunnen zijn. Was de wereld maar een beetje meer als Het Grote Gebeuren, dan komt het allemaal wel goed.
Dit verslag is onderdeel van een terugblik in woorden. Lees ook het poëtische verslag van Annegreet Bos en het literaire verslag van Jorrit-Pieter van der Heide. Vul de woorden vooral aan met het beeld van Henk Veenstra in zijn fotoverslag.
*verwijzing naar een populair filmpje waarin een man zijn beroep in steenkolenengels omschrijft als hendheving.