Zo verwoordt emeritus-hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Mary Kemperink, en genomineerde voor Het Beste Groninger Boek 2025, haar drijfveer voor het schrijven van Anders dan de anderen; homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap. Een doorwrocht werk waar ze jaren met plezier aan gewerkt heeft: van 2017-2018 tot maart 2023. ‘Je moet gewoon niet willen dat het morgen klaar is’, zegt ze met gevoel voor understatement. Er werd haar wel ’s gevraagd of het haar zo langzamerhand niet begon te vervelen, maar nee hoor, integendeel: ‘Het werd steeds leuker, steeds mooier.’ En het fijne van ‘met emeritaat zijn’ is dat je niet meer met een deadline hoeft te werken, hoewel dat haar – voor alle duidelijkheid – bepaald niet gemakzuchtig heeft gemaakt. Het enige waar ze minder plezier aan beleefde, was het corrigeren van de drukproeven: ‘Dat vond ik een corvee.’
Uitvoerig gedocumenteerd
Het boek beschrijft ‘hoe er in West-Europa vanaf de negentiende eeuw een beeld ontstond van homoseksualiteit als een bijzondere identiteit (tekst achterflap). Mary focust hierbij in het bijzonder op de relatie tussen literatuur en wetenschap.’ Zoals gezegd is ze hierbij niet over één nacht ijs gegaan: achter in het boek vindt de lezer 60 pagina’s noten, 36 pagina’s bibliografie en tot slot nog 9 pagina’s met het personenregister. ‘Heb je deze bronnen écht allemaal gelezen?’, vraag ik haar. ‘Ja natuurlijk, alleen niet in één klap!’ Ik vraag me nog steeds af hoe je zo effectief mogelijk terug kunt vinden in welk boek je nou toch die en die stelling had gelezen, maar Mary ziet het probleem niet zo: ‘Ach ja, ik vergeet ook wel ’s wat hoor, maar ach nee, het is prima te doen!’
De ‘seksuele revoluutsie’ in de jaren 60-70
Ik vraag haar in hoeverre ze, geboren in 1951 en dus opgroeiend en studerend tijdens de zogeheten wilde jaren, door deze periode is gevormd. Was bijvoorbeeld iemand als Anja Meulenbelt, een in die tijd bekende en beruchte feministe, een voorbeeld voor je? Nou nee, bepaald niet dus! ‘Ze nam een enorme plaats in, maar ik ben niet zo’n rabiate feministe als zij. Ik vind haar een vreselijk mens en De schaamte voorbij een vreselijk boek! Mary is geboren in Nederland, maar woonde tijdens haar schooltijd een aantal jaar in België. Daar was het net iets minder revolutionair en feministisch dan in Nederland. Ze ging bijvoorbeeld in mooie jurkjes naar school, en eenmaal student in Amsterdam, droeg ze die ook naar college. Een nichtje van haar waarschuwde dat ‘dat hier echt niet kan hoor, je moet een spijkerbroek aan!’ Oké, dat wilde ze nog wel doen, maar in een vrouwenpraatgroep over haar en andervrouws leed in gesprek gaan, nee dat vond en vindt ze echt een brug te ver.
‘De huidige bijna gretige interesse voor de persoon van de auteur’
Zo noemt Mary (p. 419) de in onze tijdgeest té grote belangstelling voor de manier waarop mensen hun privéleven vormgeven: heden ten dage ‘heeft de ontwikkeling om te spreken over wat je bezighoudt zich in onze contreien wel excessief voortgezet’ (p. 102). Wat een verschil met vroeger tijden, waarin homoseksuelen een dubbelleven moesten leiden. Dit gold voor mannen nog sterker dan voor vrouwen, omdat met name voor die laatste het 18e-eeuwse vriendschapsmodel relatief veel ruimte bood. Het was bijvoorbeeld volkomen geaccepteerd en ‘normaal’ dat vriendinnen hand in hand liepen, zonder direct voor lesbienne uitgemaakt te worden. Doordat er in de 19e-eeuw zowel in de medische als in de literaire wereld meer bekendheid ontstond over homoseksuele relaties, werd deze relatieve ruimte steeds beperkter. Een voorbeeld: in 1891 legt dichter Willem Kloos aan schilder Eduard Karsen uit dat beeldhouwster Sara de Swart, op wie Eduard zo verliefd is, ‘eene lollepot is, en niet te redden.’ Tja, het ging hier om een ‘uit Frankrijk overgebrachte ziekte’ (p. 11). Homoseksuelen moesten steeds meer ‘achter glas leven’.
De hooggeleerde bubbel ‘tussen gelijken’ (p. 38)
In haar boek beschrijft Mary hoe rijkere mensen vooral met rijkere mensen omgingen en armere vooral met armere. Bij vriendschappelijke contacten tussen rijkeren en armeren was er veel meer twijfel of het de armere wel echt om de rijkere persoon te doen is of dat de mogelijkheid om misschien op een of andere manier een graantje mee te kunnen pikken van diens comfortabele positie de belangrijkste beweegreden was. Hoe is dat in onze tijd? Ik vraag haar of ze vriendschappen heeft in allerlei rangen en standen (mijn woorden). Ze vertelt dat ze door haar werk vooral in contact kwam en komt met mensen die ook hoogopgeleid zijn, die dus elkaars wereldje kennen. Ook in de wijk waar zij en haar eveneens hooggeleerde man wonen, is er niet veel diversiteit. Wat dat betreft is er weinig nieuws onder de zon, hoewel er nu wel meer ‘rijke zakenlui’ (sic) wonen. Vroeger woonden er alleen professoren en medisch specialisten. Toch nog maar ’s aan ‘Onder professoren’ van W.F. Hermans beginnen, denk ik.
Tijd voor vriendschappen
Mary vertelt dat ze sinds haar emeritaat meer tijd heeft voor vrienden en vriendinnen. Ze heeft nog altijd contact met mensen die ze al van jongs af aan kent, maar heeft ook vriendschappen van recentere datum en is blij dat ze nu meer tijd heeft om deze mensen beter te leren kennen. En dan brengt ze iets te berde waar ik eigenlijk nog nooit zo bij stil gestaan heb. Ze zegt: ‘Wat is vriendschap eigenlijk? Vriendschappen zijn niet geïnstitutionaliseerd. We weten allemaal dat ze een belangrijk onderdeel van ons leven vormen, maar wat is de status ervan? Je kunt heel verdrietig zijn als er om wat voor reden dan ook een eind aan een vriendschap komt, maar je kunt geen alimentatie aanvragen! Vriendschap is een kwetsbare relatie.’
Wat is gelijkwaardigheid?
Verschuiven de zogeheten ‘gelijkwaardige’ verhoudingen met het stijgen der jaren, doordat sommige vrienden (en/of jijzelf) meer steun nodig hebben dan toen ze jonger waren? ‘Als je moeder of je geliefde ziek wordt, betekent dat echt niet dat de relatie dan ongelijkwaardig wordt. Het is volstrekt vanzelfsprekend dat je elkaar steunt en voor elkaar zorgt.’
‘Nooit zal ik m’n autobiografie schrijven!’
In haar boek noemt ze ‘Les Confessions’ (1765-1770) van Rousseau, die richtinggevend zijn geweest voor ‘de moderne, zogenaamd authentieke en eerlijke autobiografie’. Ook al zet Rousseau zelf ‘hoog in op waarheidsgetrouwheid’ (p. 103), Mary gelooft er niet zo in: ‘Authentiek is een autobiografie nooit; je selecteert immers altijd wát je opschrijft en hóe je het opschrijft. Ik kan me er echt totaal níets bij voorstellen; ik zal nooit m’n autobiografie schrijven, want dat hoort niet bij mijn karakter. In die zin vind ik mezelf echt niet interessant genoeg!’ En dan maakt ze nog een grapje dat denk ik alleen te vatten is voor mensen die haar heel goed kennen: ‘Omgaan met mij is vrij vreselijk!’ Het lukt me niet haar een nadere toelichting te ontfutselen; ze houdt immers niet van ‘navelstaren’ (sic)!
‘Er komt niet nog een boek’
Dat weet Mary wel zeker, het kost stomweg te veel tijd, te veel jaren. Daar wil ze zich niet meer op vastpinnen. Ze leest veel, ze zit met vrienden in een Proust-leesgroepje; ze hebben het volledige werk al zeker vijf keer gelezen en ze vinden elke keer weer nieuwe aanknopingspunten om over van gedachten te wisselen. Ze heeft haar werk altijd met veel plezier gedaan; het was heerlijk om college te geven, werkgroepen te begeleiden en promotor te zijn. Ze herkent haar studenten altijd, ook die van lang geleden. Laatst kwam ze op de markt een oud-student bij de bloemenkraam tegen. Hij complimenteerde haar dat hij ‘Anders dan de anderen’ met veel plezier aan het lezen is en dat vindt ze natuurlijk hartstikke leuk om te horen.
Daarnaast hebben zij en haar man fijne contacten in het kleine Franse dorp waar ze een tweede huis hebben. Het mooie is ook dat daar veel meer variatie in ‘soort bewoners’ is dan in hun Groningse wijk. Een dakdekker en een theaterdirecteur wonen gemoedelijk naast en met elkaar.
Waar staan we nu, anno 2025?
Ondanks dat we onze ‘vrijheden’ op allerlei gebied heden ten dage misschien wel wat té ruim opvatten, willen we deze tegelijkertijd uiteraard niet kwijt. Mary noemt dit laatste een belangrijke motivatie voor het schrijven van haar boek: het tolerante denken kan zomaar weer omslaan; in feite gebeurt dat al. Gelukkig niet zo extreem, niet zo gevaarlijk als in de door haar beschreven tijd, maar tóch. Ze verwijst in de epiloog naar de in 2023 overleden fotograaf Erwin Olaf. Hij noemde de huidige westerse tolerantie ‘een cadeautje dat je zomaar kan worden afgepakt.’ (p. 422)
Dus tot slot: moge het nooit meer zo erg worden als in deze regels uit 1919, geschreven door de Nederlandse dichter P.C. Boutens:
‘Daar is niet éen die eenzaam gaat als ik, en geen der andren draagt zijn harts geheim – dit donker zaad dat zwelt naar lichten bloei, dit stomme leed dat hijgt naar luid geluk – in zulk een klem van onverbreekbaar zwijgen.’
Mary’s leestips:
Proust dus, en Couperus.
Alan Hollinghurst, taalkundige en Racine-vertaler: ‘The Line of Beauty’ (Man Booker Prize 2004), vertaald als ‘De schoonheidslijn’.
Door: Magda Bootsma
Benieuwd naar interviews met de andere genomineerde auteurs? Vincent Kortmann en Richard Nobbe gingen Mary voor.