Ga naar de inhoud
maandag 19 mei, 2025

‘Het moet allemaal een reden hebben’

Een interview met Richard Nobbe

Dat schrijft Richard Nobbe, met zijn eerste dichtbundel Waar iemand woont, genomineerd voor de Noordwoord-prijs Beste Groninger Boek 2025. Hij noemt schrijven tegelijkertijd zijn bestemming en zijn noodlot: ‘Maar ik voel me dankzij het schrijven meer op m’n plek in deze gekke wereld.’ Hij vraagt zich wel eens af of er meerdere werelden bestaan, maar hij weet wel zeker dat we echt erg lang zouden moeten zoeken voordat we er eentje tegenkomen waar hij níét zou schrijven. Een leven zonder boeken, zonder taal is ondenkbaar, ondoenlijk, onleefbaar.

‘Serieus, ga in deze bundel krassen – do it.’

Deze ‘opdracht’ geeft Richard de lezer bij het ‘Gedicht voor iedereen’ (p. 38-40). Om zo inclusief mogelijk te zijn – mijn interpretatie; er zullen er vele andere zijn en dat vindt hij juist leuk – geeft hij hier een opsomming van allerlei types mensen en van de ontelbare verschillende omstandigheden en gevoelens waarmee ze te maken kunnen krijgen. Dit gedicht is geschreven ‘voor iedereen die een stap zet en voor iedereen die blijft liggen.’ En de lezer weet zelf het beste welke voorbeelden wel en niet op hem/haar/hen van toepassing zijn. Ik pik er een paar uit: ‘voor iedereen die de spelfout heeft gevonden en voor iedereen die ‘m nooit zal vinden, voor iedereen die wel kan zingen maar het niet durft, voor iedereen die thuisblijft en de hele dag heeft afgezegd’… wat een prachtige formulering, dit! En jawel hoor, ik vind er ook eentje die echt speciaal voor mij is: ‘Voor iedereen die om elf uur ’s avonds thee drinkt.’

‘Een heerlijke wizard detective mag ook’

Richard vertelt met een ironisch gevoel voor understatement dat hij ‘zich erbij neer moet leggen dat hij op veel grote levensvragen geen antwoord heeft.’ Hij ‘mag’ ook heerlijk een aantal dagen aanmodderen, lekker op het balkon zitten, een ‘wizard detective novel’ lezen, gewoon een beetje zitten. Want ‘ik kan toch niet élke dag onderzoeken hoe ik me tot het leven verhoud.’ Waar hij zich nu wél toe moet zien te verhouden, is het ‘tweede-album-probleem’, herkenbaar voor menig auteur – maar ook voor musici, beeldend kunstenaars, noem maar op. Richards eerste bundel staat al op de Noordwoord-shortlist… hoe moet hij daar ooit nog overheen zien te komen? In die zin is zijn nominatie dus ook eng, want ‘nu moet ik me verhouden tot dit ijkpunt.’ Om dan nog maar te zwijgen over ‘je verhouden tot jezelf, want dat is heel complex.’ Vaak hoor je dan als goedbedoelde raad dat je iets zou moeten ‘loslaten… maar ze vertellen er niet bij hoe dat moet.’ (Een hilarische en herkenbare opmerking, p. 28).

Zogenaamd hoge en lage kunst

‘Is dit of dat wel of geen kunst?’ vindt Richard de ‘minst interessante vraag die je kunt stellen.’ Wat kunst kan zijn, daar kunnen geen voorwaarden aan gesteld worden: onderscheid maken tussen hoge en lage cultuur noemt hij arbitrair en overbodig; het is een politieke classificatie. Ik snap wat hij bedoelt, en toch moet ik bij zijn voorbeeld dat een opera en de Amerikaanse variant van een showworstelwedstrijd met over-the-top-personages evenveel waarde hebben, wel eventjes fronsen… en dan hou ik niet eens van opera… maar, voor alle duidelijkheid, evenmin van worstelen. Blijft de vraag of zijn opmerking dat hij ‘ook van een detective mag genieten’ de stelling dat er geen onderscheid is tussen hoog en laag niet een beetje onderuithaalt? Doordenkertje, dit!

Hoe schrijf je?

De vraag of de auteur met pen en papier werkt of meteen vanaf de eerste inval op de computer, komt in vrijwel elk interview voorbij. Opeens valt me nu tijdens het typen in: waarom zit een mens voor de televisie en op de computer en achter het beeldscherm en op z’n mobieltje? Enfin, Richard werkt altijd direct op z’n computer en benadrukt dat dat geen reden is om een vooringenomen oordeel te hebben over het niveau van het schrijfproces: ‘Het is anders, maar níét minder!’

Bij Open-Mic-voordrachten komen de verschillen van inzicht hierover soms duidelijk naar voren: hij vertelt over een collega-dichter die kennelijk geen tijd had gehad om zijn tekst uit het hoofd te leren en zich verontschuldigde dat hij van z’n telefoon moest voordragen. Richard haakte erop in met de opmerking dat hij daar juist een voorstander van is, maar dat het gedicht dat hij ging voordragen ‘helaas alleen maar in mijn bundel staat en dat ik het dus van papier moet doen.’ Richard vindt de normen hierover nogal onzinnig; zijn stellige overtuiging is dat je ‘niet neerbuigend mag doen over een collega die van papier of van een mobieltje voordraagt.’ Wél een belangrijk criterium vindt hij de vraag of de auteur zélf ook geraakt wordt. En daarna de lezers uiteraard! In mijn geval gebeurde dat al in het eerste gedicht ‘Waar iemand woont is ook maar een plek’, waarin hij schrijft over middelbare-school-leerlingen: ‘In de stad proefden we elke milkshake ….. stilletjes op de vlucht voor de toekomst.’

’t Is mooi west

Dat schrijft Richard in het laatste gedicht ‘Sodom’ (pag. 66-67). In eerste instantie las ik dat als een triest einde, in de betekenis van ‘ik ben er zat van.’ Maar, zo zegt hij, het kan ook tevredenheid uitdrukken: ’t was een mooi feest of een mooie vakantie en nu ga ik weer ‘op huus an’. Of het kan zelfs gaan over een liefdevolle relatie, waarbij ook een verdrietige breuk een bewijs kan zijn dat het mooi was. Immers, als het niet mooi was geweest, als je niet echt gedeeld hebt hoe het met jou en met de ander gaat, als je niet echt de diepte in bent gegaan, dan mis je het contact ook niet, dan ben je er ook niet verdrietig over. Het gedicht eindigt met ‘Bid voor me (please).’ En dan ‘stuiter je meestal weer terug omhoog’ (pag. 17). Dus dat tweede boek, dat komt er wel.

Lees- en luistertips van Richard:

Favoriete wizard detective novels: The Dresden Files; Richard wacht smachtend (sic) op het zeventiende boek in de reeks.

Open Mic in Stad: @natte.neuzen en @poezie_met

Videogames: Hades en Hades II: een familieconflict als vervolg op de Griekse mythen. En Disco Elysium: ‘het best geschreven werk dat ik ooit heb mogen meemaken met de meest onbeholpen en verdwaalde detective.’

Waarvan akte!

Door: Magda Bootsma
Beeld: Henk Veenstra

‘Het moet allemaal een reden hebben’