Door: Magda Bootsma
Ellende en humor; of humor en ellende: in de wereld van Janneke de Bijl horen ze bij elkaar. We ontmoeten elkaar op een regenachtige – al dan niet troosteloze – middag in een café in Drachten, waar ze ’s avonds met haar soloprogramma in theater De Lawei zal staan. Haar debuutroman Als, dan, met als ondertitel Een logische roman (2023) was dit jaar genomineerd voor de prijs Het Beste Groninger Boek.
Hoofdpersoon is Eefje, student filosofie aan de RUG. Natuurlijk roept dat direct de vraag op of het een autobiografisch verhaal is; hierop is Jannekes antwoord, lekker logisch: ‘ja en nee.’ Ja, het gaat over haar, en nee, het gaat niet 100% over haar. Ze heeft de gedachten en gevoelens van Eefje, haar worstelingen met de logica en met de liefde – om maar ’s iets te noemen – flink uitvergroot. Je kan ook pas over iemand die op je lijkt schrijven wanneer je ‘oké bent met jezelf’, zegt Janneke. Is dat (nog) niet het geval, dan wordt het verhaal een ‘té erge’ lamentatio. Een beetje afstand en een boel humor zijn onontbeerlijk. En ‘dus’ werd ze cabaretier. Wat een heerlijk logisch verhaal!
‘Filosofie is de geschiedenis van het piekeren’
In tegenstelling tot veel van haar medestudenten, die ze in haar boek met veel humor beschrijft, benaderde Janneke het leven en haar studie vooral met zoveel mogelijk ratio en logica. Want dat geeft een ‘illusie van controle’. Vooral haar eigen studierichting, de analytische filosofie, is heel exact, vertelt ze. De continentale filosofie daarentegen is abstracter: ‘daar zemelen ze meer.’ Jawel, piekeren dus: een vaardigheid die je hard nodig hebt in het cabaret, en eigenlijk ook in het echte leven.
‘Ik heb overal regels voor’
Dat is fijn, dat geeft houvast. Janneke heeft een hekel aan vaagheid: lekker zemelen, en daar dan nog mee wegkomen ook. Maar dat zoeken naar houvast in een leven dat niet altijd even simpel en eenduidig is, ‘daar kan ik wel in doorslaan. Ik moet mezelf daarin afremmen, want niet alles is exact te verklaren’. Je kunt immers wel allemaal regels hebben over hoe je de dingen, in casu het leven, moet aanpakken, maar die vlieger gaat lang niet altijd op. Een belangrijk voorbeeld: Jannekes vader overleed toen ze puber was; dit gebeurt in haar boek ook met Eefjes vader. Dan ontbreekt alle logica.
‘Hoe raar ik ook doe, er zijn altijd mensen die mijn gedrag en hersenspinsels herkennen’
Wat een geruststelling is het toch om niet de enige te zijn met zogeheten vreemde trekjes. ‘Daar wordt mijn leven beter van.’ Ze beschrijft bijvoorbeeld de oh zo herkenbare vrees dat er iemand naast je komt zitten in de trein: niet zozeer het idee dat diegene haar iets aan zal doen, maar het gevoel in de te dichte nabijheid van een vreemde je eigen kleine universum van dat moment kwijt te raken. En hij/zij/hen heeft dan misschien ook nog een natte stinkende regenjas aan en/of gaat wijdbeens zitten en/of gaat zitten telefoneren en ja shit, er was geen plek meer in de stiltecoupé. Oordoppen en oogkleppen zijn hard nodig om zo’n beproeving te doorstaan. En vooral humor natuurlijk! Zoals het komische pessimisme in: ‘De psycholoog heeft snel tijd voor me, dus dan zal ze wel niet zo’n goeie zijn (p. 70).’
Lezers vertellen haar regelmatig dat ze genieten van dergelijke met heerlijke zelfspot beschreven voorvallen. Dat is troostrijk. Ik moet denken aan Frits van Egters in de klassieker De Avonden van Reve die op zijn eigen onnavolgbare wijze in de slotzin van het boek zegt: ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.’ Ik vraag Janneke of ze zijn werk gelezen heeft. ‘Nee’, antwoordt ze, ‘maar je bent al de tweede die dit aan me vraagt, dus nu moet het wel gebeuren!’
Lezen, schrijven en op het podium staan
Toen ze vijf jaar was, kon ze al lezen en schrijven. Ze wist ook al precies dat je de zaken altijd van meerdere kanten kunt bekijken en begrijpen. Heerlijk vindt ze het om daarmee te kunnen spelen. Een komisch en tegelijk slim voorbeeld: Er wordt haar gevraagd of ze van taart houdt. Ze antwoordt: ‘Dat ligt aan het soort taart.’ ‘Van welke taart hou je dan niet?’ ‘Van slagroomtaart… maar dat weet ik niet zéker, want ik heb ’t al heel lang niet meer gegeten.’
Ze was ook een slimme student, en daarna een slimme universitair docent die werkcolleges logica gaf. Dan sta je als begeleider van een groep ook al op een soort podium, maar dat was het toch niet echt. Ze wilde uit ‘het wereldje’, uit het eeuwige discussiëren, ze wilde méér en ze verlangde naar een beetje lichtheid. Daarom besloot ze om geen proefschrift te schrijven: niet weer met het hoofd in de boeken! Hoewel het toch wel heel interessant zou zijn als iemand eens zou onderzoeken waarom niemand met een bodywarmer aan ooit over koude armen klaagt (p. 81). Hoe bedenk je het? Nog eentje dan, als opstekertje voor de hypochonders onder ons: ‘Ik voel nog niet echt druk op m’n borst, maar het is ook weer niet zo dat ik géén druk voel daar.’ (p. 127).
Dit zijn uitspraken die ze ook op het podium kan doen. Het verbaast me daarom niet dat het cabaret steeds belangrijker voor haar is geworden; het is inmiddels haar eerste, haar belangrijkste, werk. Met filosofie doet ze ‘niks’ meer, zegt ze. Maar enige nuance is hier volgens mij wel op z’n plaats. Ze noemt haar literaire en theatrale observaties ‘een combinatie van psychologie en filosofie.’ En in haar boek heeft ze de tragische kant ook nodig, want ‘dat geeft de humor een beetje meer body.’ Tja, hoe je het ook wendt of keert, het moet wel ergens over gáán!
En nog wat meer lichtheid
Janneke is enthousiast tennisser; ook daarover schrijft ze. Het is een heerlijke manier om uit je hoofd te komen en gewoon alleen maar in het moment te zijn en te handelen. Voor spinsels en tobberijen heb je dan geen tijd; maar natuurlijk – dat hoort bij de aard van het beestje – komen die in min of meer alledaagse dingen toch wel weer naar boven, zoals bijvoorbeeld bij een verjaardagsvisite. Ze vindt zichzelf niet zo goed in het kletsen over niks, over koetjes en kalfjes. En al helemaal niet in het ‘een potje interesse open trekken’ en allemaal vragen kunnen stellen over bijvoorbeeld de vakantieplannen die een bekende heeft (p. 179).
Bij haar spinsels hoorde (let op, niet ‘hoort!) ook haar aarzeling of je als introvert mens wel cabaretier kunt zijn. Dat zijn toch allemaal van die extraverte types? In dit verband citeert ze auteur, illustrator en performer Joke van Leeuwen: ‘Er moeten meer introverte mensen op het podium staan!’
Nog een lichtheidsfactor: de hond
Hoofdpersoon Eefje vindt veel aanhankelijkheid, plezier en troost in haar hond Max. Dit is bij filosofen kennelijk vrij zeldzaam, want over haar medestudenten zegt ze dat ze betwijfelt of die ooit wel eens een dier in het echt hebben gezien. (p. 216). Janneke beschrijft het beestje liefdevol en eerlijk; het is een kwetsbaar, lief, druk wezen: ‘Als hij geen huisdier was geworden, had hij het nooit gered’ (p. 73). Haar verdriet en boze onmacht bij zijn ziekte en overlijden is goed invoelbaar. Janneke en haar partner hebben zelf ook een hond; het geeft structuur, het geeft gezelligheid, en in weer en wind altijd een goede reden om naar buiten te gaan!
Leestip van Janneke
Wil je ook een goede reden aangereikt krijgen om naar buiten te gaan? Loop of fiets dan naar boekhandel of bibliotheek en lees ‘De kennismaking; faxen aan Ger’ van Nicolien Mizee (2019). Ik ken het niet, dus ik google even, en hoe toevallig… op het kaft van dit boek staat een reactie uit de Volkskrant: ‘De faxen van Mizee doen denken aan brieven van Reve.’
Maar eerst: Janneke de Bijl, Als, dan; een logische roman. Nijgh & Van Ditmar, 2023.
Het boek Als, dan, een logische roman was genomineerd voor Het Beste Groninger Boek 2024 in de categorie non-fictie. Zaterdag 25 mei werden de winnaars bekend gemaakt.
Meer interviews
Alle schrijvers van de boeken die op de shortlist van het Beste Groninger Boek 2024 staan worden door Magda Bootsma geïnterviewd. Deze interviews zijn al verschenen: