Ga naar de inhoud
maandag 14 juli, 2025

“In tijden van oorlog ben je sowieso ontheemd”

Festivalverslag door Jantine Wijnja

In tijden van oorlog en crisis zoeken we naar houvast, naar manieren om betekenis te geven aan het onbegrijpelijke. Schrijver en presentator Jantine Wijnja leidde het vrijdagavondprogramma van Dichters in de Prinsentuin 2025; een avond over de kracht van poëzie in tijden van oorlog en digitale vervreemding. In dit persoonlijke verslag reflecteert ze op gesprekken met dichters en kunstenaars die worstelen met urgente vragen: hoe verhoud je je tot geweld dat zich ver weg maar ook heel dichtbij afspeelt? Wat betekent het om te schrijven terwijl anderen vechten om te overleven?

A poem for me begins with irritation. I want some justice. And then I start.

Ik lees mijn zoon voor over een prins die een donker bos in loopt en niet weet hoe het verder gaat. Dat is geen sprookje meer; we zijn er. Alweer, of nog steeds. Want hoe kan dat nou: dat je tieners naakt terug de zee op duwt, omdat je bang bent om te delen?* Dat je mensen die nergens naartoe kunnen in de gevangenis wilt stoppen omdat ze bestaan.** Dat je hongerende mensen lokt met eten, op ze schiet, en dat niemand je dan stoppen gaat. *** Spinnen weven webben, mensen weven werkelijkheden en die werkelijkheden kunnen nachtmerries zijn. De tijden zijn zo vreemd dat cognitieve dissonantie door mijn vingers danst.

Words are the canary in the coalmine.

Taal is een seismograaf. Je kunt eraan voelen of er onrust in het landschap is.

Er is onrust.

Ik mag een avond begeleiden over de kracht van poëzie in tijden van oorlog en (digitale) vervreemding. Ik weet niet hoe dat moet, behalve woord voor woord en zin voor zin. En dat ik van te voren iedereen graag bellen wil, zodat we niet ook nog aan elkaar moeten wennen tijdens het gesprek.

Dus bel ik met dichters. Met op de achtergrond mijn zoon die uitzoekt hoe je de beste slushies kunt maken van watermeloen; hoe je het beste een schoen kunt tekenen; die vraagt waar zijn onesie is, en waar zijn knuffelsokjes.

Schrijven is een daad van verzet.

Om de uitwissing tegen te gaan.

Lezen en doorgeven een daad van verantwoordelijkheid.

Vertel mijn verhaal en blijf het vertellen.

Het is de week van de NAVO-top. Een top die ik probeer te negeren, omdat ik weet wat ik van de heren verwacht. Namelijk niets, in deze constellatie. Al weet ik dat ook zij altijd in beweging zijn. Al zou ik graag zien wat er zich onder hun huid afspeelt, wat er mogelijk wordt als de constellatie anders wordt: als er sterrengefonkel en een nachtbries wordt toegevoegd, als de pretentie van de status en de rol wordt weggetrokken als een tafellaken door een goochelaar.

En dan denk ik aan mijn vader die zijn leven heeft doorgebracht in zo’n pak met bijbehorend masker. Ingeritst door verantwoordelijkheden, vergroeid met een rol die niet de zijne was. Hoe hij nu voorovergebogen op een stoel zit en naar dat masker in zijn handen kijkt, verbaasd over wat het hem heeft gekost, en zegt: ik heb spijt.

Twee van de dichters kijken toe, vanaf een afstand. Zij onderzoeken hoe wij bewegen met en door schermen. Wat daardoor anders wordt en ook wat niet. Ze vertrekken vanuit verzamelen, ze observeren: tinder, tech-bro culture, het maken van een profiel. Het zijn van een lichaam dat voor een scherm zit. Het zijn van een lichaam dat een oorlog tot zich neemt. Het zijn van een lichaam dat andere lichamen zoekt.

Dat een oorlog en een aardbeving, er toch ongeveer hetzelfde uitzien.

Dat alle gebombardeerde steden op elkaar lijken.

Dat er na een ramp altijd overal van die witte plastic tuinstoeltjes staan.

Ik wil dat die beelden betekenis hebben. Daarom ga ik er steeds naartoe.

Ik heb geen schroom.

Dichters hebben vaste lijnen.

De anderen kennen dat uit eerste hand, oorlog. Ze puzzelen met urgenties, willen wat niet zichtbaar is of waar wij liever niet naar kijken volledig aanwezig laten zijn, zeggen: zelfs de madeliefjes zijn politiek. En dat woorden ertoe doen. Altijd. Dat je ze zorgvuldig moet richten, omdat je kracht altijd zorgvuldig moet richten – in alle lagen van bestaan. 

In tijden van oorlog is een gedicht niet zomaar een gedicht.

In Ukraine right now the poets are our rockstars.

Maar je bent niet klaar als je een gedicht gemaakt hebt.

Je kunt je werkelijkheid niet enkel met de pen belijden.

Mijn zoon concludeert dat gepureerde watermeloen in de ijsmachine niet zo goed werkt maar dat bevroren watermeloen pureren wel heel goed werkt. Tevreden trekt hij zich terug met zijn beker en ik kijk op mijn briefje. Een vraag die ik meekreeg irriteert me: ‘hoe kan poëzie een wapen zijn?’ Daarmee blijven we precies binnen de logica van het gewapend conflict. Wat je aandacht geeft wordt groter. Is er geen betere metafoor?

Maar taal is nu eenmaal een wapen, krijg ik voor de voeten gesmeten. Het wordt als wapen ingezet, altijd. Een wapen om mee te onderdrukken, om mee weg te poetsen, om wat krom is acceptabel mee te maken. “Onze taal wordt onder druk gezet.”

I mean, they don’t even call us Ukrainians anymore. They call us ‘little Russians.’

This is what erasure looks like.

And this is also how language is used.

En dan: hoe je tegenover al dat wapengekletter, de uitgekristalliseerde zorgvuldigheid van een gedicht zetten kunt. Zo radicaal en onuitroeibaar als graszaad. Hoe Anna Achmatova vanuit de gevangenis haar gedichten de wereld inzond via haar vrienden: bij gebrek aan pen en papier componeerde ze ze in gedachten en liet ze memoriseren door wie haar bezocht.

Voor poëzie heb je een nodig een mens, een pen, een papier. Maar in geval van nood volstaat een hart.

Het is tegenkracht die altijd beschikbaar is.

Architectuur. Een ruimte waarin je tot andere gedachten komen kunt.

Bouw een veld, een zone, een ruimte. Een tegengeluid.

Eén van de gasten is geen dichter. Zij richtte in 2023 een Palestijns literair tijdschrift op. “Onze bijdragen: 10 procent non-Palestijns, en de rest in vieren gedeeld. 25% Diaspora Palestijnen, 25% Gazanen, 25% ’48ers, 25% Westbank. Er zijn zo weinig plekken waar Palestijnse kunstenaars elkaar kunnen spreken, en er is zoveel om uit te zoeken.”

We moeten onderling aan onze wonden pulken. Met elkaar, en zonder ruis.

Voordat ik in gesprek kan met een andere Palestijn moet ik ruimte maken.

Een tijdschrift is een manier om ruimte te maken.

Aan het eind van mijn belweek verschijnt hij overal: die fameuze foto van de navo-top. Glimmende leiders, fier op het bordes. Serieuze pakken en gezichten, her en der een vrouw neergesmeten die dan wat kleur aan het lijf mag om de boel enigszins op te vrolijken. Een barokke hymne aan de vervreemding, de lang uitgesponnen begrafenis van een tijdperk dat zoveel mogelijk mensen mee lijkt te willen nemen het graf in. Ik denk aan de koningsbegrafenissen uit vervlogen tijden waarbij hele hofhoudingen levend mee de grond ingingen, aan dat wij geleerd hebben om dit als primitief te zien. Inmiddels is de bodycount in transitietijd, vooral veel hoger geworden.

Ik ben opgelucht aan het eind van die week, dat ik het terras bij DOT oploop en dat daar dan drie biertafels vol met dichters zijn. Dichters die morsen met de mayo; dichters die hun muntjes niet kunnen vinden. Zonlicht weerkaatst op friet en burgers. Van deze top verwacht ik eindeloos veel meer. In gedichten kan leven ontstaan.

Op de avond zelf, merk ik dingen. Zoals dat ik iemand die over genocide praat, niet ga onderbreken omwille van de tijd. Dat ik iemand die over gedode vrienden praat, niet ga onderbreken omwille van de tijd. Dat we dus uitlopen. Dat niemand weggaat.

“De stukken die we krijgen, veranderen. Zoveel hoop, woede en machteloosheid. De kunst verandert. Omdat er een omwenteling is. Omdat we op een kantelpunt staan. De nieuwe generatie is weer radicaler dan wij waren. Bold voices.”

Ik weet niet hoe dat moet, de aandacht verdelen tussen de persoon met wie ik spreek, het publiek in de zaal, het draaiboek. Maar wat ik wel weet is dat er draden hangen tussen ons allemaal, dat wij al verbonden zijn, dus ga ik maar hangen in dat web dat er altijd is, en we bewegen met elkaar mee.

“I think in culture we can save at least a little bit of our humanity, bring it with us through these times,” zegt Khorshid Dadbeh van het muzikale duo Hamraaz terwijl ze haar Armeense fluit stemt voordat ze spelen gaat.

Als je het wegkijken doorbreekt, valt er een boel leven te ontdekken.

Het kan energie geven als je daar naartoe durft te gaan, en je ermee durft te verbinden.

Er is heel veel kapot gemaakt, maar er is ook heel veel dat wil groeien.

Als het in puin ligt, dan wil je ook weer aan de slag om het anders te maken.

De beelden zo maken, dat je er weer in kunt wonen.

En dan is er muziek.

* https://www.groene.nl/artikel/de-griekse-kustwacht-laat-afghaanse-tieners-naakt-op-zee-achter

** https://nos.nl/artikel/2573574-meerderheid-tweede-kamer-stemt-na-chaotisch-verloop-toch-in-met-strengere-asielwetten

*** https://www.aljazeera.com/news/2025/7/2/death-or-food-the-palestinians-killed-by-israel-at-gazas-aid-centres

Tekst: Jantine Wijnja

Beeld: Reyer Boxem

“In tijden van oorlog ben je sowieso ontheemd”