Ga naar de inhoud
donderdag 27 juni, 2024

‘Een opstel schrijven: zoiets leuks had ik nog nooit gedaan!’

Interview met Tjibbe Veldkamp

Door: Magda Bootsma

Op 23 mei sprak ik met Tjibbe Veldkamp, op dat moment één van de genomineerden voor de Noordwoord-prijs voor het Beste Groninger Boek 2024. Twee dagen later zou hij de prijs in de categorie Fictie voor ‘De jongen die van de wereld hield’ in ontvangst nemen. Zijn liefde voor pen en papier had hij al vanaf ‘de eerste dag van z’n leven’ (sic). Hij herinnert zich nog als de dag van gisteren dat hij in de vijfde klas van de lagere school (voor de jonge lezers: groep zeven van de huidige basisschool) een opstel mocht schrijven. Let wel: het woord ‘moest’ is hier beslist niet van toepassing! ‘Ik was altijd al verhalen aan het verzinnen’, vertelt hij over deze periode. Hij weet zelfs nog een titel uit die tijd: ‘Basje Banaan gaat naar de maan.’ Wat een mooie klankkleur heeft deze zin… ook heel geschikt om voor te lezen dus, of om er een liedje van te maken!

‘Voorgelezen worden is een gift voor het leven’

‘Mijn opleiding tot schrijver heb ik tussen m’n nulde en m’n tiende jaar gekregen.’ Zo verwoordt Tjibbe het belang van voorlezen, dat hij een cadeau aan je kinderen of leerlingen noemt. Dat moet echt jaren langer doorgaan dan totdat een kind tien is: ‘Ook op de middelbare school is dat heel belangrijk!’ Meteen zie ik Dick Prak, mijn leraar Nederlands op het Sint Maartenscollege, voor me. In havo vier-vijf (‘76-‘77!) las hij het titelverhaal voor uit de bundel ‘Ouders van Nu’ van Jan Donkers. Geweldig! Later heb ik het boek gekocht en sindsdien is het elke verhuizing met me meegegaan.

‘De lessen waren saai’

Dat zegt Tjibbe over zijn jaren op de middelbare school. Om de tijd door te komen en natuurlijk vooral om iets te doen wat bij hem paste, tekende hij tijdens de lessen strips en schreef hij gedichten en toneelstukken. Hij wist toen nog niet dat dit ‘iets is wat mij karakteriseert’, maar heerlijk vond hij het al wel.

Ontslag genomen om te gaan schrijven

Na zijn studie psychologie ging hij in Engeland aan het werk als onderzoeker. Het land en de taal zijn voor hem heel vertrouwd: zijn beide ouders waren docent Engels, waardoor hij al tijdschriften en stripboeken in die taal las toen hij nog op de lagere school zat. In zijn woonplaats Liverpool ontdekte hij een fantastisch tweedehands boekwinkeltje, waar voor een paar cent de prachtigste boeken te koop waren. Over ‘Het marsepeinen varkentje’ van Russell Hoban, met tekeningen van Quentin Blake, zei hij tegen zichzelf: ‘Mijn eerste boek moet minstens half zo mooi zijn!’ Als andere inspirators noemt hij David Nicholls en Edward van de Vendel: ‘Een heel beroemde kinderboekenschrijver.’ Hun werk boeide hem beduidend meer dan zijn baan als onderzoeker en daarom durfde hij de sprong te wagen om ontslag te nemen: ‘En zo ben ik schrijver geworden; dat was ook voor mezelf een totale verrassing, een bekering.’ Eerst werkte hij nog drie dagen per week als redacteur bij Donald Duck; ‘dan had ik dus nog vier dagen om te schrijven.’ Let wel: geen twee dus, maar vier.

‘Kinderen zijn een heerlijke doelgroep’

Op mijn vooronderstelling dat Tjibbe wel veel verstand van kinderen moet hebben, reageert hij: ‘Nee joh, ik heb niet zoveel verstand van kinderen, ik heb verstand van verhalen!’ Zijn prijswinnende boek is bedoeld voor kinderen vanaf ongeveer tien jaar… én voor volwassenen. ‘Kinderen van vier, vijf, zes jaar vind ik ook een heerlijke doelgroep. Ik kom veel op basisscholen om over mijn boeken te vertellen en voor te lezen; de aandacht, de fantasie en het inlevingsvermogen van die jonge kinderen vind ik geweldig.’ Hij ziet tijdens deze schoolbezoeken terug hoe hij zelf als kind was: ‘Ik verlangde er zó naar geraakt, ontroerd te worden.’ En dat is altijd zo gebleven.

Leve de levenslust!

De jongen die van de wereld hield’ is een warm boek, maar geen lief boek, want de wereld is niet zo vriendelijk.’  Dat antwoordt Tjibbe op mijn vraag of de tijd van de ‘lieve kinderboeken’ allang voorbij is. Soms ben je bijvoorbeeld heel verdrietig of zit er niks anders op dan met een slim trucje een broodje te stelen, wanneer je maag rammelt (p. 64). Tegelijkertijd is er in het boek, naast de nodige uitdagingen, genoeg schoonheid en hoop te vinden. Wat er ook gebeurt, ‘Leven is heerlijk’, schrijft hoofdpersoon Adem op een blinde muur. Hij is in dit wonderlijke verhaal een nog-niet-geboren-jongen van ongeveer elf, twaalf jaar oud. Hij heeft echt heel veel zin om geboren te worden en doet er daarom alles aan om zijn ouders bij elkaar te brengen, zodat hij verwekt kan worden. Ja, deze zin moet je vast wel twee keer lezen om te begrijpen wat er staat. Bij het lezen van dit boek moet je je open willen stellen voor een ongeboren kind dat in de armen van een zeeman over de aarde vliegt en dan denkt: ‘Wat een geluk dat ik er ben!’ (p. 8).

‘Ik prijs m’n werk nooit aan!’

Dat is Tjibbes reactie op mijn vraag wat we in ieder geval moeten weten over zijn boek. Hij zegt: ‘Niemand hoeft iets te weten! Ik ben een maker, een verzinner, maar ik prijs mijn werk nooit aan.’ Op mijn waarschijnlijk wat verbaasde blik reageert hij met: ‘Ik probeer te beïnvloeden wat je ziet; het gaat me om de helderheid. Daarom moet je als auteur het verhaal héél preciesvertellen! En je moet twee dingen tegelijk kunnen: je overgeven aan het verhaal en de beelden, én daar dan vervolgens héél kritisch naar kijken. Dat is het Ambacht!’ Hierin krijg ik ook een antwoord op de vraag hoe het mogelijk is dat ik alles geloofde wat ik las…

Tjibbe leeft om te schrijven en schrijft om te leven. Ook heeft hij vanaf kleins af aan heel veel gelezen en dat doet hij nu nog. Vandaar zijn kort maar krachtige slotwoord: ‘Op m’n oude dag heb ik maar één ding nodig: een bibliotheek-abonnement.’

Foto: Jasper Bolderdijk

Meer interviews

Meer interviews

Alle schrijvers van de boeken die op de shortlist van het Beste Groninger Boek 2024 staan worden door Magda Bootsma geïnterviewd. Deze interviews zijn al verschenen:

‘Een opstel schrijven: zoiets leuks had ik nog nooit gedaan!’