Ga naar de inhoud
donderdag 23 mei, 2024

Een levendig gesprek

Interview met Lilian Zielstra

Door: Magda Bootsma

Dichter Lilian Zielstra en ik ontmoeten elkaar bij uitgeverij Passage in Stad. We praten over haar werk, over haar nieuwste bundel ‘Mijn dochter draagt een steen’ dat is genomineerd voor het Beste Groninger Boek 2024, en gewoon, over Alles: het leven in het algemeen. Het woord ‘Alles’ schrijf ik bewust met een hoofdletter, in navolging van Gerard Reve, die tot mijn grote vreugde aan het eind van ons gesprek ook nog even voorbij komt. Ook hebben we het over ons gebrek aan talent voor wiskunde en over de theorieën van taalkundige Noam Chomsky. Die waren aan ons niet besteed!

‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit níét schreef!’

‘Mijn dochter draagt een steen’ is Lilians derde bundel. Het is het eerste boek waarin ze ‘vrij’ kon schrijven; er is maar één in opdracht geschreven tekst in opgenomen (‘Grond’ op pag. 22). Ze kon dus doen wat ze wilde en dat bleek een kolfje naar haar hand. Lachend vertelt ze: ‘Toen ik nog maar drie jaar was, nou goed, hoogstens vier of vijf, tekende ik altijd al letters na.’ De betekenis kende ze nog amper, maar ze was er van kleins af aan door gefascineerd:  letters, woorden, taal: heerlijk! Wat beslist níét bij haar past, wist ze ook toen al donders goed: ‘Ik tekende nooit cijfers!’

‘Ik hou van taal die voor iedereen te begrijpen is’

‘Poëzie heeft een gesloten imago. Maar er zijn verschillende soorten gedichten, net zoals er verschillende genres muziek zijn.’ Ze wil ‘hoe zeg je dat, voor iedereen’ schrijven. Ze benadrukt dat dat niet betekent dat ze ‘makkelijk’ schrijft, maar wel dat ze ernaar streeft dat haar poëzie ‘toegankelijk en begrijpelijk’ is. Want ‘als mens verhoud je je tot de ander. We vertellen elkaar voortdurend verhalen, we schrijven om gelezen te worden; we maken muziek om gehoord te worden.’ Haar periode als Stadsdichter in 2017 en 2018 was daarin erg belangrijk. Ze vond het aanvankelijk best eng om naar buiten te treden. ‘Ik sta niet graag op de voorgrond’, zegt ze letterlijk. Desalniettemin dacht ze al na haar eerste voordracht: ‘Dit wil ik de rest van mijn leven doen!’

Het recht op ambivalentie 

Tijdens het lezen van ‘Mijn dochter draagt een steen’ kwam ik veel ‘tegenstrijdigheden die toch bij elkaar horen’ (mijn omschrijving, MB) tegen. In mijn aantekeningen staat: ‘zacht vs. hard, binnenwereld vs. buitenwereld, klein vs. groot, angst vs. kracht, etc.’ Soms gaat het om echte tegenpolen, maar zeker niet altijd: ze horen bij elkaar, het ene kan niet zonder het andere. In Lilians gedichten komt dit duidelijk naar voren, bijvoorbeeld in ‘Spoor’ (p. 28) vertelt ze over het veilige dorp waar de ramen en gordijnen niet dicht hoeven, én over een kind dat de rugleuning van een treinstoel bekrast met een hakenkruis. En op de N366, ook wel de Dodenweg (p. 31) genoemd, durft ze niet meer te rijden. Ze gaat daarom met de bus, mijmerend over hoe het zou zijn als zij en haar medepassagiers niet meer uit zouden kunnen stappen. Iedereen krijgt dan een bepaalde functie: de buschauffeur wordt verloskundige, een jong meisje in een leren jack wordt president. Er wordt gezongen, het is er fijn. En de ik-persoon zelf? Zij wordt ‘halsoverkop verliefd op de man met de vlecht. Hij is zo lief dat ik de wereld buiten de bus vergeet.’ De boze buitenwereld, dus. Aan ons lezers de schone taak om te bedenken of Lilian het hier over zichzelf heeft of niet. Hoe hou je de mens en de auteur uit elkaar; dat zal elke lezer anders interpreteren. En daar wil ze dus ook geen eenduidig antwoord op geven. In ieder geval is het evident dat wij mensen – en alle andere dieren met ons – beslist geen eendimensionale wezens zijn.

Een bijzondere kijk op leeftijd…

Lilian is ‘nog maar’ 33. Haar manier van schrijven lijkt bedrieglijk eenvoudig, maar getuigt ook van een wijsheid die een oudere niet zou misstaan. Ze heeft hier een bijzondere kijk op: ‘We dragen alle leeftijden in ons mee. Het kleine peutertje Lilian woont ook nog altijd in me. Tegelijkertijd kan ik ook al voelen hoe ik zal zijn als ik 60 ben, ook al verlang ik daar nu nog niet naar.’ Voor in haar boek citeert ze de in 1963 overleden auteur Sylvia Plath, die schrijft over ‘alle dingen die ik nooit zal weten, alle plekken waar ik nimmer zal komen, alles wat ik nooit zal zijn.’ Ook Lilians muziekkeuze is min of meer leeftijdsloos: ze citeert uit het nummer ‘Angel from Montgomery’ van John Prine (+ 2020): ‘I am an old woman/ named after my mother/ my old man (= father) is another/ child that’s grown old’. En in de laatste zin van het eerste gedicht (p. 11) in haar eigen boek zegt de ik-persoon tegen haar dochter: ‘Voordat jij een kind was, was ik het.’ Het doorgeven van het leven, de opeenvolging van generaties, en misschien ook: eeuwig leven, eeuwig lijden, en eeuwig liefhebben? En dankzij de man met de vlecht die bij haar in de bus zit (p. 31), komt er ook bij mij een ‘oud’ liedje naar boven: ‘The man with the child in his eyes’ van Kate Bush. Prachtig!

… en op stenen

Lilian schrijft regelmatig over stenen. Die staan voor oude verhalen en oude rituelen. ‘We vertellen elkaar constant verhalen, zo verhouden we ons tot elkaar. Sprookjes, liedjes, boeken, tekeningen; ze zijn er allemaal met dat doel. Het gaat altijd over ik en de ander. Wie ben je zelf en hoe ga je met elkaar om? Ik kan me niet goed voorstellen dat je echt alleen voor jezelf schrijft; dat doe je ook om contact te maken. We zijn immers geen eenlingen!’

Moeder en auteur; auteur en moeder

Lilian was eerder auteur – eigenlijk haar hele leven al en ‘officieel’ sinds ongeveer haar elfde – dan moeder. Samen met haar partner heeft ze een dochter van drie. Moet ik dan dit tussenkopje niet andersom schrijven? Beginnen met ‘auteur en moeder’? Ben ik onbewust bezig met een rangorde? Hoewel, vlak voordat ik deze vraag zit te typen, ben ik dus in de bewuste fase beland. En ja, denk ik dan weer een halve minuut later, dit is dus precies wat Lilian hoopt dat haar lezers zullen doen: er moet nagedacht worden! Want vanzelfsprekendheden zijn niet vanzelfsprekend en hebben altijd meerdere gezichten. Sommige mensen meenden haar echter wel van een vanzelfsprekendheid te moeten overtuigen, namelijk dat het onmogelijk is om het auteurschap met het moederschap te combineren. Waarop zij dacht: ‘Dat maak ik lekker zélf wel uit’! Ze sluit dit onderwerp af met een mooie constatering: ‘Vrouwen moeten werken alsof ze geen kind(eren) hebben. Tegelijkertijd moeten ze voor hun kind(eren) zorgen alsof ze geen (ander) werk hebben. Zij ervaart dat anders: ‘Het schrijven en het moederschap worden door elkaar versterkt!’

‘Er gaat niks boven Groningen’

Tot slot: Lilian is geboren en getogen in het noorden en wil hier ook echt niet weg. ‘Je hebt hier alles!’, zegt ze, ‘ik heb altijd weerstand gevoeld tegen het idee naar de Randstad te moeten. Het krioelt in Stad en Ommeland van de schrijvers, dichters, musici, beeldend kunstenaars. Het is hier heerlijk, ik voel me hier thuis.’ Ze vertelt dat ze júíst tijdens haar studie Nederlands de regio’s en de talen en dialecten die daar gesproken worden weer meer ging waarderen: ‘Deze rijkdom, want dat is het, mag niet verloren gaan!’ Op haar werk in de bibliotheek in Ter Apel komt ze veel lezers tegen die een Groningse tongval hebben: ‘Heerlijk toch?’ Een mooie uitsmijter!


De dichtbundel Mijn dochter draagt een steen is genomineerd voor Het Beste Groninger Boek 2024 in de categorie fictie. Zaterdag 25 mei werden de winnaars bekend gemaakt.

Meer interviews

Alle schrijvers van de boeken die op de shorlist van het Beste Groninger Boek 2024 staan worden door Magda Bootsma geïnterviewd. Deze interviews zijn al verschenen:

Een levendig gesprek