Ga naar de inhoud
vrijdag 8 augustus, 2025

Drakendoder – Pan Robinson

Wat gebeurt er als de kunstwerken op straat ineens beginnen te bewegen? Deze zomer duiken we in het mysterieuze parallelle universum van Grunn – een wereld waar Groningen’s straatkunst transformeert tot levende superhelden.

Naar aanleiding van de graphic novel Guardians of Grunn riep NOORDWOORD samen met Kunstpunt Groningen schrijvers op om zich te laten inspireren door de kunst in onze stad. Het resultaat? Vijf winnende verhalen waarin bekende Groningse kunstwerken de hoofdrol spelen in onverwachte avonturen.

Deze schrijvers droegen hun verhaal voor tijdens het slotprogramma van de Maand van de Kunst op Straat op 3 juli. Het beste verhaal wordt gepubliceerd in KUNST. magazine en verstript door Esther van de Bund van het Guardians of Grunn-collectief.

De komende weken publiceren we alle vijf de verhalen hier in het magazine. Stap binnen in dit parallelle Groningen en laat je fantasie de vrije loop.

Drakendoder – door Pan Robinson

Het is een middag van één uit duizenden, waar de voorjaarszon de klinkers van het Martinikerkhof belicht alsof ze zijn overgoten met vloeibaar goud. Waakzaam sta ik op mijn sokkel met mijn zwaard rustend op het kalksteen. Klaar om de draak te verslaan.

Op de Grote Markt is het feest. Te midden van het plein is een podium opgetuigd voor het lenteconcert. Uit de speakers schelt het gedreun van wat ze vandaag de dag muziek noemen en mij met weemoed doet terugverlangen naar de dagen van mijn jeugd, toen uit het schip van de Martinikerk de zoete aria’s weerklonken. Grunn is veranderd in de afgelopen 75 jaar.

Vanuit mijn ooghoeken zie ik een mensenkind dat zonder blikken of blozen mijn plateau beklimt. Het is een bonk ongetemd enthousiasme op gympen, bedekt onder een dikke bos zwarte krullen. 

Ik schraap mijn keel uit onvrede. De ongewenste gast glimlacht van oor tot oor. Zijn ogen zijn gericht op een kastanjebruine meikever die zo snel als de beentjes het dikke lijf kunnen dragen, zich van de bemoeizuchtige gympen achter hem probeert te ontdoen. 

Zachtjes zwaai ik mijn zwaard naar voren en tik met het blad het joch omver. Tuimelend rolt het opdondertje over het plateau, zijn knieën schavend aan de stenen. 

Dat zal je leren, denk ik tevreden.

Met samengeknepen ogen wacht ik tot hij gaat huilen. Dat is wat ze doen, het grut, tranen met tuiten om vervolgens de wangen te drogen aan moeders rok.

Maar huilen doet hij niet. Hij staat er maar te staren, de verwondering op zijn gezicht geschreven. Bewoog dat standbeeld? Lijkt hij te denken. Dan krabbelt hij overeind en begint te trekken aan mijn benen, alsof hij zich ervan wil verzekeren dat ik wel stevig op mijn sokkel sta. 

‘Wat moet dat?’ zeg ik luid.  

Het joch deinst achteruit. ‘Je praat?’

‘Jij ook. Ik zie het probleem niet.’ 

‘Ik ben niet van ijzer.’

‘Brons,’ corrigeer ik hem.

‘Aangenaam, Brons. Ik ben Ruud.’

Zuchtend probeer ik het nog eens. ‘Ik ben gemaakt van brons. Niet van ijzer.’

Dromerig pulkt hij wat in zijn neus. ‘Wat jij wil, Bronsy.’

Dreigend hef ik mijn zwaard. ‘Respecteer je ouderen, Ruud. Of je krijgt nog een tik.’

Hij deinst achteruit, starend met uitpuilende ogen. ‘Hoe heet je dan wel?’ vraagt hij.

‘Joris de Drakendoder.’

‘Heb je weleens een draak gedood, Joris?’

‘Hoe bedoel je?’ zeg ik. ‘Ik heet Drakendoder.’

‘Wanneer?’

Ik krap mij achter het oor. ‘Lang geleden.’

‘Hoelang?’

‘Dat… uh, weet ik niet meer.’

‘Nog nooit dus.’

Grommend klem ik mijn vingers om het gevest van mijn zwaard. ‘Toon mij een serpent en ik sla de kop van zijn romp.’

‘Papa noemde oma soms een draak.’ 

Ik luister aandachtig. ‘Heeft je oma schubben?’

Het joch schudt van nee. 

‘Spuwt ze vuur?’

‘Alleen als je je schoenen binnen vergeet uit te doen,’ zegt Ruud.

Ik zucht nogmaals. ‘Dan is ze geen draak.’ 

Ruud knikt instemmend. ‘Wil je niet iets anders doen?’ 

‘Draken doden is het enige dat ik kan. Zo heeft mijn schepper mij gemaakt.’ 

‘Er zijn toch andere manieren om mensen te helpen?’ Ruud wijst naar het gebouw met de letters Hooghoudt op het dak. ’Daar is het vindt die kat gebouw. Je bent zo groot, misschien kan je helpen zoeken.’

‘Vindicat,’ verbeter ik hem. ‘Het enige dat zij kwijt zijn is hun fatsoen.’ 

Ziedend denk ik terug aan de keer dat een van die zuipschuiten zijn lid uit zijn broek trok en tegen mijn benen zeek.

Ruuds ogen lichten op. ‘Je kan mij helpen. De band begint zo, maar ik ben te klein om het goed te zien. Kan je me niet op jouw schouders dragen?’

‘Dat kan je vader toch doen?’

Het joch wordt stil. Een prettige afwisseling met zijn gebruikelijke gebrabbel. Opgelucht zie ik hoe Ruud van mijn plateau klimt tot zijn voet een steen mist. Met een plof valt hij op straat. De tranen wellen op in zijn ogen.

Eind goed, al goed

Ik doe mijn best weer te genieten van de zon, maar de aangelegenheid met Ruud heeft mijn rust verstoord. Zeker nu het aanzwellende geroer op het plein aangeeft dat het concert gaat beginnen. 

‘Hé, Ruud,’ roep ik. 

Het joch draait zich om.

Voorzichtig stap ik van de sokkel. ‘Kom op mijn schouder,’ brom ik: ‘het concert begint zo.’

Juichend slaat Ruud zijn armen om mijn rechterbeen en weet ik nog net een glimlach te onderdrukken.

‘Wie gaat er optreden?’ vraag ik, terwijl ik hem op mijn schouder hijs. 

‘Imagine Dragons,’ zegt Ruud.

Benieuwd welk kunstwerk Pan gebruikte als inspiratiebron voor dit verhaal? Bekijk het hier op de website van Kunstpunt!

Drakendoder – Pan Robinson