Ga naar de inhoud
vrijdag 1 augustus, 2025

De haan kraait niet voor niets – Alexandra Dingenauts

Wat gebeurt er als de kunstwerken op straat ineens beginnen te bewegen? Deze zomer duiken we in het mysterieuze parallelle universum van Grunn – een wereld waar Groningen’s straatkunst transformeert tot levende superhelden.

Naar aanleiding van de graphic novel Guardians of Grunn riep NOORDWOORD samen met Kunstpunt Groningen schrijvers op om zich te laten inspireren door de kunst in onze stad. Het resultaat? Vijf winnende verhalen waarin bekende Groningse kunstwerken de hoofdrol spelen in onverwachte avonturen.

Deze schrijvers droegen hun verhaal voor tijdens het slotprogramma van de Maand van de Kunst op Straat op 3 juli. Het beste verhaal wordt gepubliceerd in KUNST. magazine en verstript door Esther van de Bund van het Guardians of Grunn-collectief.

De komende weken publiceren we alle vijf de verhalen hier in het magazine. Stap binnen in dit parallelle Groningen en laat je fantasie de vrije loop.

De haan kraait niet voor niets – door Alexandra Dingenauts

Om 03.14 kwam de melding binnen. Poging tot inbraak bij Snackbar Oosterpark, hoek Zaagmuldersweg. Twee jongens, donker gekleed, werden gezien bij het rolluik. Ik was op de Oliemuldersweg, net voorbij het Pioenpark.

‘Meinte Westerhof onderweg,’ meldde ik aan de centrale. Binnen twee minuten stond ik voor de zaak. De straat was leeg. Geen voertuigen, geen beweging. Een fiets lag schuin tegen een boom. Het rolluik van de snackbar was beschadigd, vergrendeling geforceerd. De binnenzijde leek onaangetast. Geen braaksporen aan de deur. Geen glas op de grond.

Wat me verraste was het geluid dat ik hoorde toen ik de hoek om kwam. Een scherp, metalig gekrijs, alsof iemand met kracht over roestig staal gleed. Het stopte, net voor ik zicht kreeg op de gevel. Geen personen ter plaatse. Geen alarmsysteem geactiveerd. Geen dieren in de buurt. Toch had het iets van een roep, een kort en snijdend geluid.

Toen ik naar links keek, zag ik halverwege de muur een mozaïek van een haan. Niet groot, maar opvallend door de felle kleuren. Rood, geel, zwart. Geometrisch, hoekig. Het oog stond schuin gericht naar de plek waar de poging was geweest.

Ik maakte een notitie van de locatie en reed door met het gevoel dat ik iets over het hoofd had gezien. Niet vanwege het geluid. Niet vanwege de schade. Maar omdat alles exact ophield binnen het zicht van die gevel.

Er zijn meldingen die je vergeet. En meldingen die blijven. Dit werd zo’n melding.

De volgende ochtend stond ik opnieuw aan de Kraanvogelstraat. De straat lag er nat bij, geur van steen en modder. Ik parkeerde schuin tegenover het huis en liep richting het kunstwerk.

De haan zat waar hij hoorde, halverwege de kopgevel. Niet meer dan anderhalve meter breed, opgebouwd uit vlakken in rood, geel, blauw, zwart en wit. Constructivistisch, zei men. De vorm stram. De blik scheef naar links, voor de haan dan. Vleugels, poten, torso, kop en kam, abstract in steen gevat. Onder het werk zat een kleine plaquette, nauwelijks zichtbaar onder de roetlaag. SvdB 1956. Herplaatst, blijkbaar.

Ik fotografeerde het mozaïek, nam ook een detailopname van een scheur rechtsboven. Niet relevant, maar ik wilde het toch hebben. Later sprak ik Pieters. Hij herinnerde zich het mozaïek. ‘Ze noemen het de de waakhaan,’ zei hij droog. ‘Als er iets gebeurt in de wijk, kraait hij. Niet letterlijk, natuurlijk. Maar mensen zeggen dat ze het horen, midden in de nacht.’

Ik nam het voor kennisgeving aan. Er zijn vaker van dat soort verhalen. Toch viel me op dat de incidenten zich ophoopten net buiten zicht van het kunstwerk. Alsof er een grens was die niemand passeerde.

Ik zette het in het rapport onder  “omgevingskenmerken”. Kort. Zakelijk. Zonder oordeel.

Het was een woensdag, even na drieën ‘s middags. Ik was nog op kantoor toen er opnieuw een melding kwam vanuit de Oosterparkwijk. Mogelijk geschreeuw of verstoring van de openbare orde bij het Pioenpark. Geen specifieke verdachte gezien. Een standaardcontrole.

Ik reed erheen zonder haast. Bij aankomst was de straat leeg. Een man met een hond keek op vanaf het trottoir, maar liep zonder iets te zeggen verder. Een vrouw stond aan de overzijde van de snackbar, onder de bomen. Midden dertig, stevige jas, zichtbaar aangeslagen. Haar stem trilde nauwelijks, maar haar ogen stonden wijd.

Ze zei dat ze onderweg was naar haar werk. Er was iemand achter haar opgedoken, had haar vastgepakt, probeerde haar mee te sleuren, een busje in. Niet veel later, zei ze, klonk een hard geluid. Niet van haar. Niet van de ander. Iets als metaal, maar hoog en lang. Geen alarm. Geen stem. De man liet haar los en vluchtte met het busje in de richting van de Zaagmuldersbrug. In de commotie had ze geen nummerbord onthouden.

Ik noteerde haar verklaring, gaf het door aan de meldkamer en vroeg om camerabeelden van de omgeving. Geen treffers. Geen geluidsopnames. Niets dat het incident bevestigde, behalve haar verhaal.

Bij vertrek keek ik nog even omhoog. De haan zat er nog, op dezelfde plek. Geen verandering in de houding. Het leek alsof hij niets had gezien. Of juist alles.

Ik schreef in het rapport: “verdachte gevlucht na ongeïdentificeerd geluid”. Geen verdere bijzonderheden.

Maar ik dacht aan die vorige keer. En aan de keer daarvoor. Sommige patronen zie je pas als je stopt met zoeken.

Benieuwd naar het kunstwerk dat Alexandra inspireerde tot het schrijven van dit verhaal? Bekijk het hier op de website van Kunstpunt!

De haan kraait niet voor niets – Alexandra Dingenauts