Ga naar de inhoud

De Literaire Hemel

Met Thomas Heerma van Voss, Wouter Mensink en Lodewijk Verduin


Stichting Literaire Activiteiten in Drenthe

Café de Amer

Amen 20, Amen

18,50


vr, 13 dec - 20.00


Thomas Heerma van Voss schreef met ‘Het archief’ een ode aan het onvermoeibaar vasthouden aan de dingen, die zinvol of niet, het leven de moeite waard maken.Hoofdpersoon Pierre Rosenau, een ambitieuze jonge schrijver, wordt gevraagd als redacteur van ‘Arabesk’. Dit literair tijdschrift heeft een roemruchte reputatie maar kampt met slinkende abonneecijfers. Pierre hoopt in de voetsporen van zijn vader te treden, die als hoofdredacteur de gloriedagen van het geschreven woord meemaakte. Zoals het tijdschrift uit de tijd raakt, zo is het ook met het leven van de vader. De vraag is dan wat er met alle gearchiveerde spullen moet gebeuren als degene die het verhaal maakt wegvalt. “Soms gebeurt er in literatuur een wonder. Een weergaloos boek,” aldus Trouw over ‘Het archief’.

Wouter Mensink doet in ‘Hoe we uit het dorp vertrokken’ een poging stad en platteland dichter bij elkaar te brengen. Spanningen tussen stad en platteland bestaan al duizenden jaren. Pas recent zijn we deze als ‘kloof’ gaan beschrijven. Maar misschien verschillen de ervaringen van stedelingen en plattelandsbewoners wel minder van elkaar dan we geneigd zijn te denken. Alleen door ons te verplaatsen in de ander kunnen we ons perspectief verbreden en bijdragen aan relatieherstel tussen stad en platteland.

Lodewijk Verduin is kenner van het werk van Jeroen Brouwers (1940-2022). Brouwers   publiceerde verhalen, essays, studies, egodocumenten, polemieken en romans. Onlangs verscheen de 57ste druk van ‘Bezonken rood.’ Verduin heeft de briefwisseling tussen Jeroen Brouwers en uitgever Geert van Oorschot bezorgd. In de brieven komen beider temperamenten onverbloemd tot uiting. In de heruitgave van ‘Het tuurtouw. Ter herinnering aan Geert van Oorschot’ noemt Brouwers hem “een beste vriend, al waren er tijden dat wij als twee olifanten met onze koppen tegen elkaar stonden te duwen. Hij niet van zijn plaats te krijgen en ik ook niet.”