Ga naar de inhoud
zondag 10 november, 2019

Toeval, noodlot en tieners op het Grote Gebeuren

Het Grote Gebeuren vond dit jaar voor de eerste keer – en vermoedelijk ook voor de laatste keer – plaats in de Forum-bioscoop aan het Hereplein. Een constante stroom van bezoekers bewoog zich haastig door het trappenhuis om vooral zo veel mogelijk van het programma mee te krijgen. De avond zat weer bomvol boeken, met dit jaar ook veel ruimte voor niet-Nederlandse literatuur en maatschappelijke thema’s. Hieronder volgt een bespreking van de dingen die ik in ieder geval niet gemist heb.

Door: Christien Schrover

Toen het festival zijn deuren opende, kwamen er plotseling honderden middelbare scholieren naar binnen gewandeld. Zij kwamen luisteren naar het interview met Lotte Kok en Henk van Straten, geleid door Lara Harbers. Door dit buitengewoon jonge publiek kreeg het interview een heel andere sfeer dan de andere panels van de avond. De tieners zijn allemaal nog wat ongemakkelijk, maar doen toch langzaam mee met de publieksinteracties van Harbers. Als ze de scholieren vraagt wat hun clichébeeld van een schrijver is, roept een jongen luid: ‘Whisky en een typemachine!’

Whisky en een typemachine

Er wordt door de hele zaal gelachen. Van Straten haakt hier op in, door te zeggen dat dit ook zijn ideaalbeeld van het auteurschap was – hoewel hij al vrij snel ontdekte dat het schrijverschap voor een groot deel bestaat uit nevenactiviteiten, van lezingen tot aan columns voor de Linda. Kok geeft kleine levensadviezen aan de tieners: ‘Je zult misschien denken dat jij de enige bent waarmee het niet goed gaat, maar je zult er achter komen dat iedereen om je heen zich ook zo voelt.’ Uiteindelijk nemen Van Straten en Kok hun jonge publiek serieus en dat wordt duidelijk gewaardeerd.

Henk van Straten, Lotte Kok en Lara Harbers – foto: Henk Veenstra Fotografie

Klimaatfictie

Als alle tieners weer vertrokken zijn begint het panel over klimaatromans. Eva Meijer, Saskia Goldschmidt en Ben Smith raken in gesprek onder leiding van Lex Bohlmeijer. Ze spreken niet alleen over hun eigen werk, maar ook over de rol die literatuur in zijn algemeenheid kan spelen bij de bewustwording over klimaatverandering. Als wetenschappers het ons niet duidelijk kunnen maken, stelt Bohlmeijer, hebben kunstenaars dan niet die plicht? Dit blijkt een interessante discussie, vooral omdat de drie auteurs uiteenlopende ideeën hebben over de functie van hun werk.

Goldschmidt, die haar roman Schokland niet direct als klimaatfictie ziet, denkt dat literatuur al meer dan genoeg doet om die bewustwording te creëren. Ze noemt Rachel Carson, die in de jaren ’50 schreef over de negatieve gevolgen van pesticiden: zij heeft daar een merkbaar effect mee bereikt.

Meijer geeft juist aan dat iedereen een verantwoordelijkheid heeft als het op milieuproblematiek aankomt: ook kleine dingen kunnen grote effecten hebben, als iedereen maar iets doet. Die verantwoordelijkheid geldt voor schrijvers, maar eigenlijk voor iedereen. Ze quote Derrida: ‘You can’t erase your traces’: je werk heeft een effect, zelfs al is het klein.

Wat zijn de alternatieven?

Smith merkt op dat het voor schrijvers lastig is om daadwerkelijk een oplossing voor klimaatproblematiek te bieden. Er wordt veel geschreven over de dingen die misgaan, maar er wordt nauwelijks weergegeven wat de alternatieven zijn. ‘It’s easier to imagine the end of the world than it is to imagine the end of capitalism,’ zegt hij.

Tegelijkertijd merkt Smith ook dat schrijven over klimaatverandering soms voelt als ‘prediken tegen de gelovigen’: uiteindelijk zullen alleen mensen die daadwerkelijk om klimaatverandering geven de boeken over klimaatverandering lezen. Daarmee eindigt hij het gesprek op een onzekere noot: passend bij een onzekere discussie.

Maud Vanhauwaert & Kurt Demey – foto: Annie Postma

In poëzie zit geen toeval

Zij die even de drukte van de bioscoop willen ontlopen kunnen tussendoor een bezoekje brengen aan de ijzersterke poëzie-performance ‘Wij zijn mogelijk’ van Maud Vanhauwaert en Kurt Demey. Deze performance begint als een presentatie van ‘woordeloze gedichten’, maar wordt al snel meer dan een voordracht. Eerst lijkt het nog alsof het nietsvermoedende publiek per ongeluk de titels van gedichten weet te raden voordat zij zijn voorgelezen. Daarna wordt steeds duidelijker dat er in deze poëzie geen toeval zit. Dit culmineert in een wonderlijk moment, waarop het publiek gevraagd wordt om foto’s te verscheuren. Mensen wisselen minutenlang de losse stukjes met elkaar uit, maar na een complex ruilspel eindigt iedereen toch met een volledige foto.

Ook indrukwekkend is het moment waarop Vanhauwaert en Demey een dobbelspel spelen. Steeds gooien zij een aantal verschillende getallen, die niet overeen komen, en dan gooien ze plotseling allebei tegelijk 1. Naarmate het stuk voortgaat, groeit de spanning: zouden ze nu nog een keer 1 kunnen gooien? Bij iedere gelukte poging gaat een luidere zucht van verlichting door het publiek heen.

‘Wij zijn mogelijk’ is een stuk over toeval en over het lot, dat speelt met de verwachtingen van een publiek. Uiteindelijk weten Vanhauwaert en Demey met hun performance een beetje magie op te wekken: magie in zijn meest realistische vorm.

Minka Nijhuis en Behrouz Boochani – foto: Henk Veenstra Fotografie

‘Voor hun eigen veiligheid’

Als afsluiter van de avond vond er een interview plaats met de Iraans-Koerdische schrijver Behrouz Boochani. Drie dagen geleden verscheen de Nederlandse vertaling van Alleen de bergen zijn mijn vrienden, een boek dat Boochani op zijn (illegale) smartphone schreef terwijl hij vastzat in een vluchtelingenkamp van de Australische overheid. Boochani’s verhaal is bijna te noodlottig om waar te zijn: vier dagen voordat hij als bootvluchteling aankwam in Australië werd er een wet aangenomen waardoor bootvluchtelingen in detentiecentra buiten Australië konden worden opgesloten. Hier worden de vluchtelingen verschrikkelijk behandeld, geïsoleerd en soms letterlijk gemarteld. Autoriteiten rechtvaardigen deze praktijken als een poging om andere bootvluchtelingen te weerhouden de tocht naar Australië te wagen, ‘voor hun eigen veiligheid’.

Boochani, die Papoea Nieuw-Guinea nog steeds niet kan verlaten, werd via een gebrekkige skypeverbinding geïnterviewd. Hij houdt een kort maar indringend verhaal over zijn ervaringen op Manus. ‘Every day had some kind of violence’, zegt hij, als hij gevraagd wordt om zijn leven in het kamp te omschrijven. Hij voelt een plicht om dit verhaal te delen, en om bewustzijn te creëren over de situatie waarin deze vluchtelingen leven. Voor hem is zijn boek een manier om dat te doen.

‘Eenzaamheid maakt mensen aandachtig’

Als uiteindelijk de verbinding met Boochani wordt verbroken, leidt interviewster Minka Nijhuis een gesprek tussen Patrick van Berlo, die onderzoek heeft gedaan naar de situatie in het kamp, en de psychiater Sarwar Joanroy, zelf ook een Koerdische vluchteling. Van Berlo geeft een helder inzicht in de situatie op Manus, waar de opvang van vluchtelingen aan tientallen verschillende private partijen is uitbesteed. Een systeem dat gedoemd is te falen. Ondertussen bespreekt Joanroy de psychologie van het boek: “vooral de eenzaamheid is krachtig. Eenzaamheid maakt mensen aandachtig”, zegt hij. Mensen gaan zich focussen op details die eigenlijk niet opvallen, iets wat ook in het boek naar voren komt. We zien hoe het kamp probeert Boochani’s identiteit weg te nemen en we zien hoe Boochani aan die identiteit vasthoudt via zijn taal.

Met deze aangrijpende bespreking eindigt er weer avond aan literatuur. Mensen bespreken wat er gezien is en wat van gevonden wordt. Na het laatste biertje en de laatste handtekeningen gaat iedereen langzaam de bioscoop uit. Volgend jaar weer. Het nieuwe Forumgebouw is al te zien vanaf de straat.

Foto’s: Henk Veenstra & Annie Postma

Henk van Straten, Lotte Kok en Lara Harbers – foto: Henk Veenstra Fotografie